Vanaf 1920 begon Willem Smit & Co's Transformatorenfabriek regelmatig te exporteren naar het voormalige "Nederlandsch Indië". In het begin ging dat niet gemakkelijk omdat men geen vertegenwoordiging had in dat land. De oplossing werd gevonden door een samenwerkingsverband aan te gaan met de Heemaf die in 1919 een motoren fabriek in Soerabaja had opgericht.
De Heemaf was vanaf 1920 vertegenwoordiger voor Nederlands Indië geworden van de N.K.F (Nederlandsche Kabel fabriek te Delft) en ook voor Willem Smit & Co's Transformatorenfabriek. De Heemaf maakte veel reclame voor haar eigen producten en de bedrijven die zij vertegenwoordigde. Daarom was men geregeld te zien op beurs stands, zoals onderstaand voorbeeld in Bandung (1920-1925).
Beurs stand van de Heemaf in Bandung 1920-1925 (links zie je nog een bordje van de N.K.F.) Geheel rechts zie je nog het bordje N.V. van N.V. Willem Smit & Co's Transformatorenfabriek.
Een 100% bewijs voor deze samenwerking tussen Heemaf en Willem Smit & Co's Transformatorenfabriek vond ik in het dagblad "Het nieuws voor den dag voor Nederlandsch Indië uit 14-08-1920 waar duidelijk te zien is dat de Heemaf een agentschap op Soerabaia heeft voor: de NKF, Philips, Holl. Draad en Kabelfabriek en Willem Smit & Co's Transformatorenfabriek.
Bron: Het nieuws voor den dag voor Nederlandsch Indië uit 14-08-1920
Agentschap Heemaf in Soerabaya (1920-1926)
Transformatoren in de tropen.
Voor de tropen diende andere eisen gesteld te worden dan voor het koudere klimaat als het onze. Om een lange levensduur te garanderen dient de absolute temperatuur van de olie en het vaste isolatiemateriaal van de wikkelingen beneden een bepaald maximum te blijven. Olie die te warm wordt gaat verkolen en verliest daarmee zijn koelende en isolerende eigenschappen. Papier, het vaste isolatiemateriaal, gaat bij een te hoge temperatuur eerst desintegreren en daarna verkolen. Reeds bij het desintegreren verliest het zijn isolerende eigenschappen tevens wordt het week waardoor bij een hoge mechanische belasting van de draden van de wikkeling (bijv. bij een kortsluiting elders in het net) het isolatie materiaal wordt weg geperst.
De transformatoren werden voorzien van meer koeling zodat bij vollast bedrijf bij een hoge omgevings temperatuur de absolute olie- en wikkeling temperatuur een bepaalde waarde niet zouden overschrijden. Meestal hanteerde men de stelregel dat voor de tropen de temperatuur verhoging van olie en wikkeling bij vollast bedrijf 10 grd. C lager moest zijn dan voor Nederland. De gedachte hier achter is dat in Nederland de maximale omgevingstemperatuur 10 grd. lager is dan in de tropen.
Zo werd het woord "Tropen uitvoering" geboren, dit woord werd nog tot in de zeventiger jaren van de vorige eeuw gebruikt.
Heden definieert men de maximale temperatuur verhoging van de olie en wikkeling aan de hand van de lokaal optredende maximale en gemiddelde omgevingstemperatuur.
Later werd de tropen uitvoering voor transformatoren met kabel invoer nog uitgebreid met zonneschermen boven de kabel eindsluitkasten en met een zonlicht reflecterende eindkleur (bijv. aluminium of gebroken wit), dit heette dan " Tropen / Shell " Deze eind kleur is goed te zien op de transformatoren op het station Setadjam.
De Shell had in verscheidene tropische landen zijn eigen elektriciteitsvoorziening met eigen bouwvoorschriften die om hun doordachtheid door anderen werden overgenomen en zelfs tot norm verheven.
De transformator van de Electrische Centrale Setadjam, Singkep 1938, waarschijnlijk ook Smit fabricaat.
Vervoer van transformatoren in de tropen.
Hieronder, vermoedelijk een transformator van Smit. De kast lijkt echter wel erg op die van Smit. Omdat het vermogen voor die tijd niet erg groot was, is het niet waarschijnlijk dat ik hier nog iets van terug kan vinden in Periodieke Medelingen.
Vervoer Transformator in Java (Indonesië) 1935-1940
Bron: Tropenmuseum
Vervoer Transformator in Java (Indonesië) 1935-1940. (links) Transformator in bekisting wordt op een kar gezet (rechts) Vervoer van een met olie gevulde transformator in een kist. Bron: Tropenmuseum
Het is waarschijnlijk één fase transformatoren ca. 3.000 kVA per fase. Het was technisch totaal geen probleem om een drie fasen 9.000 kVA Transformator te bouwen. Waarschijnlijk is voor één fase gekozen ivm. het maximaal hanteerbare transportgewicht. Verwonderlijk is de tekst ..Vervoer van een met olie gevulde transformator in een kist... Ter besparing van het transport gewicht zou vervoer zonder olie-vulling meer voor de hand hebben gelegen. Uit het artikel uit 1920 blijkt dat er toen reeds oliebehandelings apparatuur aanwezig was of er althans zou komen, zodat vullen op locatie geen probleem zou vormen. Van Verschuyl een oude keurmeester van het HSL. van de KEMA begreep ik eveneens dat het zonder olie vervoeren en vullen op een station zeer gebruikelijk was. Hij is in NL Indië geboren, ca. 1906, en heeft daar vanaf zijn afstuderen tot ca. 1950 gewerkt in de sterkstroom, daarna is hij bij de KEMA terecht gekomen.
Export
In 1938 was de export van transformatoren naar Nederlands Indië op haar hoogtepunt gekomen. Na WO II en de daarop volgende onafhankelijkheid van Indonesië stortte deze markt geheel in.
NRC: 01-11-1938
Transformatorstation bij mijnbouw Maatschappij Redjang Lebong te Lebong Donok in 1932, de trafo's zijn waarschijnlijk van Smit.
Bron: Tropenmuseum
Erik de Vries / Rudo Hermsen
Reacties mogelijk gemaakt door CComment