Laatst bijgewerkt

Auteur : Piet Waterhout – Hoofd Projecten in 1978

Er was eens …… een jonge Italiaan, die kort na W.O.II naar Zürich trok om aan de ETH te gaan studeren voor werktuigbouwkundig ingenieur. Hij ontmoette daar een Amerikaans meisje, dat gerelateerd was aan het befaamde geslacht Rockefeller. Na voltooien van zijn studie keerde hij met haar terug naar Italië, waar ze enige tijd later zouden trouwen. De jonge ingenieur trad in dienst bij GMT (Grande Motori di Triëst), een fabriek van grote dieselmotoren in Triëst, tegenwoordig onderdeel van Wärtsilä. Om zijn jonge vrouw een plezier te doen en om het avontuur trok het jonge paar na enige tijd naar de VS, waar hij vertegenwoordiger werd van GMT. Zijn naam: Giorgio Caciopuotti.
Er was eens …….. in het roerige Rusland net na W.O. I met de strijd tussen de bolsjewieken (de rooien) en de aanhangers van de tsaar (de witten) een jong “wit” echtpaar dat geen hoop op een goede afloop had en vluchtte met hun zoontje naar Japan. Het joch bleek een talenwonder, had het Japans snel onder de knie en zwierf op latere leeftijd over de wereld en verdiende al handel drijvend een goede boterham. Op zijn reizen door Zuid-Amerika had hij zijn moeilijk uit te spreken Russische naam veranderd in een naam met een wat lokalere kleur. Zijn naam werd toen: George Mendoza.

Het duurde niet lang voordat de twee boven geïntroduceerde personen elkaar hadden gevonden en samen een handelskantoor begonnen met Giorgio als president en George als vice-president onder de naam AMLICO: American Ligurian Company. Het kantoor handelde in alles wat los en vast zat, voornamelijk met import van kapitaalgoederen uit Italië. In hun portefeuille zat o.a.de vertegenwoordiging van een Italiaanse transformatoren fabriek Savigliano. Op een voor AMLICO ongelukkig moment werd deze fabriek overgenomen door de machtige Amerikaanse energiereus General Electric en toen was het afgelopen met de import van Italiaanse transformatoren: geen concurrentie van een dochter op de thuismarkt! AMLICO wilde haar opgedane ervaringen echter continueren en ging op zoek naar een andere leverancier van grote transformatoren.
Het was in deze tijd, dat de kersverse - gelet op het aantal dienstjaren - CEO van SMIT Transformatoren - drs. Ruud Nieuwenhuis - zich aan het oriënteren was om de afzet van “droge” transformatoren te vergroten. Deze apparaten werden in de fabriek van SMIT in Ede gefabriceerd en hadden in tegenstelling tot de gewone transformatoren geen olie of andere vloeistof als koel- en isolatiemiddel. De beide wikkelingen werden gegoten in giethars en de markt voor deze transformatoren met hun specifieke kenmerken was klein en hun prijs relatief hoog.
Tijdens een reis door de VS om het product te promoten kwam Ruud in contact met AMLICO, die hem de vraag voorlegde of SMIT geïnteresseerd zou kunnen worden om via AMLICO de Amerikaanse markt te betreden. Om ons op weg te helpen gaven de heren Ruud een dik boek mee, opdat wij ons een beeld konden vormen van die Amerikaanse markt.
Als gevolg van de op instignatie van Ruud uitgevoerde grote reorganisatie van enige jaren geleden, was o.a. de afd. Constructie opgeheven en was ik belast met de leiding van de afdeling Projecten. Deze afdeling fungeerde als schakel tussen afdeling Verkoop en de afdelingen Berekening, Constructie en Bedrijf. (Ik zei altijd, dat wij de wensen van de klant vertaalden naar andere afdelingen van het bedrijf). Op zekere dag kreeg ik een telefoontje of ik langs wilde komen bij Ruud. Hij vertelden mij over zijn recente bezoek aan de VS en het verzoek van AMLICO. Hij overhandigde mij het BOEK en verzocht mij om het te bestuderen en te onderzoeken of wij met enig succes op de Amerikaanse markt zouden kunnen opereren.

Het BOEK bleek een opsomming te zijn van alle Amerikaanse energiebedrijven, die één of meer transformatoren van groot vermogen en hoge spanning in bedrijf hadden (vandaag de dag vind je die informatie op Internet!). Het was zeer interessante lectuur en na enig rekenwerk was mijn conclusie, dat met maar 1% van deze markt in handen onze omzet in grote transformatoren tenminste zou verdubbelen. Over het prijsniveau was helaas geen informatie te vinden, maar daar konden we op een andere manier achter komen. 

De Amerikaanse klanten waren grofweg onder te verdelen in twee groepen: private companies en public companies. De eerste groep zoals gebruikelijk met aandeelhouders, de tweede groep als ondernemingen van de diverse overheden. De laatsten hanteerden in het algemeen bij aankopen het tendersysteem, waarbij op een bepaalde datum alle aanbiedingen werden geopend en de laagste aanbieder - mits aan zekere voorwaarden werd voldaan - de opdracht verkreeg. De resultaten van deze bid-opening waren openbaar en konden dus worden geraadpleegd. Er zaten natuurlijk wel enige haken en ogen aan het fabriceren voor de Amerikaanse markt: 60 i.p.v. 50 Hz, andere voorschriften en andere appendages, vervoer over zee en ter land ! Diverse onbekende obstakels, maar naar mijn mening waren deze obstakels niet onoverkomelijk. De directie liet zich door mijn rapport overtuigen en na overleg met AMLICO werd besloten de stap te wagen.
Zo trokken in augustus 1978 Ruud en ik - ik was tenslotte nu de U.S.A.-specialist - naar de Big Apple voor een eerste gesprek en kennismaking met de heren van AMLICO. Vervolgens zouden de wegen van Ruud en mij zich scheiden: ik zou met een van de heren een tour maken langs potentiële klanten en Ruud ging op bezoek bij zijn contacten; wij zouden elkaar naderhand weer ontmoeten. Ruud had als ervaren reiziger de vlucht per KLM geregeld;we vlogen “FFF”, de Full Fare Facilities Economy Class, de voorloper van de Businessclass. De stoelen op de rij bij een nooddeur verzekerden ons van gerieflijke beenlengte. AMLICO had ons onderdak in New York geregeld: het Plaza hotel op de hoek van Central Park en 5th Avenue.

 Bij het inchecken stond ik voor paal: als waarschijnlijk enige van de gasten had ik geen credit card en dat is voor een Amerikaan in zo’n chique hotel bijzonder vreemd. Maar contante betaling werd wel geaccepteerd, zij het onder enig gemor.
Het was voor mij een hele gewaarwording om geconfronteerd te worden met jetlag: met een lichaam, dat snakte naar rust in een zacht bed, sjokte ik achter ervaren Ruud aan het Central Park in, waar we na enige tijd neerstreken in de bekende “Tavern on the Green”. In de heerlijke zomeravond kwamen we beiden tot rust onder het genot van een Amerikaans pilsje, een Bud(weiser).
(Al sinds zijn aantreden had Ruud een wat afstandelijke houding tegenover de techneuten aangenomen, alsof hij als econoom bang was voor de kongsi van elektrotechnici. Het was dan ook tot dusver heel formeel tegen elkaar: altijd maar u! Ik had een stille hoop, dat deze trip met z’n tweeën het ijs kon doen breken, maar helaas Ruud volhardde in het formele gedoe en gezien de hiërarchie lag het niet op mijn weg om voor te stellen nu maar eens te gaan jijen en jouwen).
De klok tikte ondertussen door en tot mijn opluchting beëindigde Ruud ons voortkabbelend gesprek plotseling met de opmerking: “We gaan een tukje doen”. Hoe ik vervolgens de terugweg heb afgelegd en in bed ben gekropen staat me niet helder meer voor de geest.
De volgende morgen - maandag - op tijd uit de veren, want de heren Giorgio en George kwamen hun opwachting maken. De begroeting was hartelijk, zoals een Italiaan (Giogio) en een wereldburger (George) betaamt. In een rustig hoekje van het hotel maakten we nader kennis met elkaar onder het genot van een kopje Amerikaanse koffie. We zouden in New York met beide heren een paar potentiële klanten bezoeken. Daarna zou Ruud alleen verder trekken en ik zou met George een tour door de States maken.
Ons eerste bezoek betrof AEP (American Electric Power) een groot conglomeraat van elektriciteitsbedrijven, werkzaam in diverse Amerikaanse staten, behorend tot de top tien van grootste bedrijven en op dit moment met het hoofdkantoor in New York. Naderhand is het hoofdkantoor verplaatst naar Columbus (OH). We werden ontvangen door een oude icoon uit de elektriciteitswereld met een bekende naam uit CIGRÉ-rapporten. Ik bracht hem formeel een groet over van De Kuijper, die hij van internationale conferenties goed kende. Hij was geïnteresseerd in onze verhalen, maar ik had al snel door, dat hij niet meer werkzaam was in de operationele sector van het bedrijf en voor ons dus niet veel waarde meer had; hoogstens als een referentie als een oude bekende van De Kuijper.

De volgende “klant” was NYPA (New York Power Authority), het nutsbedrijf van de staat New York, toen gevestigd in een kantoor aan Columbus Circle en naderhand verhuisd naar White Plains (NY). De ontvangst daar door collega Richard (Bob) Dent was heel wat jovialer: hij was van mijn leeftijd, was zeer geïnteresseerd en zat (bleek ook enige jaren later) op een positie met directe invloed op de bedrijfsvoering.

Er waren op dit moment geen nieuwe projecten in de pijplijn, maar ongetwijfeld zouden in de naaste toekomst weer opdrachten worden verstrekt. Hij verzocht AMLICO hem op de hoogte te houden van onze pogingen om een voet aan de grond te krijgen op de  Amerikaanse markt en wenste ons daarbij veel succes (Jaren later stapte Bob Dent tot grote verrassing mijn kamer bij SMIT binnen om zich te laten informeren over een lopende aanbieding; weerzien van oude vrienden!) De volgende morgen haalde George mij af bij het hotel en vlogen we naar Denver (CO) voor een bezoek aan het kantoor van het U.S. Bureau of Reclamation, verantwoordelijk voor het grootste deel van de waterkrachtcentrales in de VS. Het United Staters Bureau of Reclamation (USBR), is een Amerikaans federaal agentschap dat zich richt op waterbeheer en dan voornamelijk voor irrigatie, watervoorziening en waterkrachtcentrales in het westen van de Verenigde Staten. Het agentschap voorziet meer dan 31 miljoen mensen in het land van water en is daarmee de grootste groothandelaar in water van het land.

Eén op vijf landbouwers in het Amerikaanse westen worden door het Bureau of Reclamation van irrigatiewater voorzien. Het agentschap is tevens de grootste producent van elektriciteit uit waterkracht in het westen van de VS. Voor ons dus een belangrijke potentiële klant. Tot de verbeelding spreken de grote waterkrachtcentrales als Hoover Dam (waar SMIT naderhand een belangrijke rol zou spelen) en anderen verspreid over het westen van de VS.
Onze komst was kennelijk luid en duidelijk bekend gemaakt, want wij werden opgewacht door een legertje geïnteresseerden onder leiding van Vernon ? (zijn achternaam ben ik vergeten, maar een Amerikaan houdt niet van achternamen en gebruikt alleen voornamen en dan is Piet of Pete of Peter beter uit te spreken dan Waterhout).

Er ontspon zich een levendig gesprek, waarbij mij en/of George het hemd van het lijf werd gevraagd. Zonder bijstand van George had ik het vast niet overleefd; dit was het moment, dat wij dikke vrienden werden voor de rest van ons leven. Later iets meer over hem en zijn entourage. Er liepen allerlei projecten, soms nieuw, maar ook veel modificatie: het bleek economisch voordelig om oude generatoren een update te geven: door nieuwe technologische ontwikkeling op gebied van materialen en fabricage kon het vermogen van de generatoren aanzienlijk opgevoerd worden.

De bijbehorende transformatoren moesten dan natuurlijk ook worden vervangen , hetgeen een respectabele markt voor ons mogelijk maakte. Aan de andere kant waren de ingenieurs en inkopers van USBR daarom ook geïnteresseerd in ons als leverancier met een overtuigende conduitestaat op de thuis- en Europese markt. Daardoor kregen verschil in frequentie (VS 60 Hz, Europa 50Hz) en transport grote aandacht tijdens het gesprek. Als overheidsbedrijf hanteerden zij het systeem van aanbieden onder gesloten couvert met een te voren bekende datum en tijdstip van bid-opening. Al kwam de aanbieding 2 minuten voor de opening ter bestemde plaatse, dan was er niets aan de hand en deed je gewoon mee. Van onze kant stelden wij voor om zodra uit de bid-opening vast stond dat wij de laagste waren, wij natuurlijk bereid waren onze aanbieding ter plekke toe te lichten om eventuele vragen te beantwoorden en de aanbieding toe te lichten. Afstanden speelden daarbij geen rol: we zouden onze Amerikaanse klanten niet anders behandelen als onze Europese. Al met al een geslaagd bezoek, waar we met plezier zouden terugkomen. Op met George naar het vliegveld om naar Chattanooga (TN) te vliegen.

In deze stad staat het kantoor van de Tennessee Valley Authority (TVA): een overheidsinstantie die opgericht is als onderdeel van de New Deal om elektriciteit op te wekken en overstromingen tegen te gaan in zeven staten van de VS rond de rivier de Tennessee. De wet die de TVA oprichtte, werd op 18 mei 1933 getekend door Amerikaans president Franklin D. Roosevelt. De meest belangrijke activiteit van TVA is de opwekking van elektriciteit. Aanvankelijk lag hierbij de nadruk op waterkracht, maar daar zijn centrales met brandstoffen als steenkool, aardgas en kernenergie bijgekomen.

Ook hier een enthousiaste ontvangst door een jonge ingenieur, waarmee het direct klikte. Ik moest uitgebreid vertellen over SMIT, ons programma en onze ervaringen. Dat kwam volledig overeen met de wensen van TVA. Men was bezig met een programma van vervanging van transformatoren in het distributienet, vermogen ca. 200 MVA met een spanning van 230/110 kV. Ook zij werkten met een tendersysteem, maar voor wij een eventuele opdracht zouden krijgen zouden wij eerst op de “pijnbank” worden gelegd door een paar iconen uit de wereldwijde elektriciteitswereld, ook wel bij mij bekend uit documentatie van De Kuijper, maar wier namen mij zijn ontschoten.
We zouden in Chattanooga overnachtten en wel in het fameuze Chattanooga Choo-Choo hotel; dit is het oude station van de spoorlijn tussen Chattanooga en Chicago. Nadat de laatste trein had gereden in 1970, heeft Hilton het gehele complex omgebouwd tot een riant hotel, waarbij naast een aantal gewone kamers ook oude spoorwagons zijn omgetoverd tot kamers voor gasten.

Om mij vast te laten wennen aan toekomstige reizen in een adembenemend tempo dwars door de VS, vlogen wij de volgende morgen naar Portland (OR). In deze stad in de staat Oregon staat het hoofdkantoor van de Bonneville Power Administration (BPA), een federaal agentschap werkzaam in het noordwesten van de VS. De organisatie was in 1937 bij wet van het Congres opgericht om de elektriciteit van de Bonneville Dam in de Columbia Rivier te vermarkten en te voorzien in de nodige installaties en infrastructuur om die elektriciteit te transporteren.

Wij weren ontvangen door een oudere ingenieur, die belangstellend luistere naar onze verhalen en daarnaast ons veel interessante details vertelde. Bovendien zegde hij toe zo spoedig mogelijk kopieën van recente aanvragen naar AMLICO te sturen, vergezeld van de resultaten van de bid-opening. Dat bood ons de mogelijkheid na te gaan in hoeverre wij in staat zouden zijn een passende aanbieding te maken.

De transformatoren moesten uiteraard voldoen aan hun bestek en aan ANSI C57, de Amerikaanse standaard voor vermogenstransformatoren. Hoewel Amerikanen hun regelbare transformatoren meestal aan de LS-zijde regelen i.v.m. de beschikbare regelschakelaar, is er geen bezwaar tegen regeling hoog voor laag, mits de gekozen overzet-verhoudingen maar in overeenstemming zijn met ANSI. Ook een beproeving met 50 Hz van een transformator voor een specifieke frequentie van 60 Hz kon, zij met enige moeite geaccepteerd worden: immers ANSI C57 noemt dit expliciet en geeft daarvoor de nodige omrekenformules. Wij zijn echter met elkaar van mening, dat dit geen schoonheidsprijs verdient, ook al omdat de waardering van de nullast-en kortsluitverliezen tot een dusdanige hoogte is opgelopen, dat een nauwkeurige meting gewenst is. Ook komen nog allerlei “bijkomstigheden” ter sprake zoals stroomtransformatoren om de ondereinden van Amerikaanse doorvoeringen en de aansluiting daarvan met enkel draad in metalen buizen (conduit systeem). Al met al was dit een zeer vruchtbaar bezoek.

Vervolgens gingen George en ik uit elkaar: hij ging terug naar Stamford (CT) en ik ging naar San José (CA) waar ik Ruud weer zou ontmoeten bij een bezoek aan Federal Pacific Electric (FPE) een fabriek van middelgrote transformatoren en van droge transformatoren. Het bezoek maakte geen grote indruk op mij: hoofdzakelijk standaardtypen en weinig mededeelzame collega’s. Na dit bezoek vloog Ruud naar Nijmegen terug en ik vloog naar Winnipeg in Canada voor een bezoek aan een transformatoren fabriek gelieerd aan FPE. Canadezen .bleken toch heel anders geaard dan de Amerikanen en lieten vol trots hun fabriek zien en een staaltje van Amerikaans produceren: een binnenwerk van een 30 MVA transformator stond buiten de bak en mijn rondleider vertelde: “Deze is uit de VS hierheen gebracht om te repareren, want hij deed het niet. Zie jij, wat er mis is?” Ik keek en zei toen vol ongeloof: “Ik zie een aftakschakelaar, maar ik zie geen verbindingsdraden tussen de schakelaar en de wikkelingen!”. “Klopt zei mijn collega, zo wordt daar een eindkeuring gedaan. Ze hebben wel gedraaid aan de schakelaar, maar verder geen meting gedaan. Hoe vind je zoiets!”.

Na dit bezoek aan Canadese collega’s, hetgeen weinig nieuwe gezichtspunten opleverde, vloog ik weer naar huis en begon de ervaringen op schrift te stellen en te analyseren, in afwachting van de door BPA toegezegde documenten. Wel bestelden we al een aantal onmisbare ANSI-normen (American National Standards Institute), hetgeen in het begin een tijdrovende en kostbare zaak was, omdat bestellingen via de KEMA liepen. We hadden al snel in de gaten, dat het veel eenvoudiger was om George een bestelling per fax te doen: hij ging in New York naar het kantoor van ANSI, bracht het naar de koerier en een paar dagen later lagen ze bij mij op bureau. Zo doemden er meer beren op de weg op, maar het bleek uiteindelijk niet al te gecompliceerd te zijn om de nodige informatie te verkrijgen, meestal door bemoeienis van AMLICO.

Enkele weken na terugkeer arriveerde een pakket documenten van BPA: offerte aanvragen van een drietal transformatoren met kopieën van de bijbehorende bid-documenten. Cor Kroon ging onmiddellijk met zijn medewerkers van afd. Berekening aan het werk, daarna was de Prijscalculatie aan de beurt. Er waren door de onbekendheid nogal wat vraagtekens, maar met mijn bemoeienis kwamen we een heel eind.
Een flink struikelblok was de opstelling van Ruud: op “bevel” van zijn bazen van HOLEC, die geen enkel risico durfden te nemen, uitsluitend aanbieden in guldens, F.O.B. (Free on Board) Rotterdam. Dit voornemen ontlokte hoongelach bij AMLICO: “Denken jullie, dat de Amerikanen gek zijn? Het zijn hun voorwaarden en anders geen business” . Dus aanbieden in US $ en geleverd tot op de fundatie. De koers gulden - $ bleef natuurlijk een onzekere factor, maar met behulp van informatie van afd. Administratie werd een uitweg gevonden.

Gerrit Mertens, onze manager Transport had ondertussen zijn licht opgestoken inzake de kosten van het transport van een transformator vanaf de fabriek naar een opstelling ter plaatse. Hij kwam opgetogen vertellen, dat die kosten eigenlijk wel meevielen. De kosten van zeetransport werden bepaald door afmetingen en gewicht, uitgedrukt in hoeveelheid 40 ft. containers: die hoeveelheid moest uitgespaard worden om plaats te bieden voor de te vervoeren transformator. Zijn Nederlandse relaties hadden hem voorts verzekerd, dat de tarieven voor wegtransport in de U.S.A. niet veel zouden afwijken van wat in Nederland gebruikelijk was.

Tot onze verrassing kwam daarmee een prijs uit de bus, die gekapitaliseerd, redelijk in de buurt kwam van een voor ons acceptabel prijsniveau; hoofdoorzaak in alle drie gevallen: onze lage nullast- en kortsluitverliezen. De andere aanbieders, waaronder ASEA, TRAFO-UNION en een paar Japanners hadden wel een iets lagere prijs aangeboden, maar met de gekapitaliseerde verliezen waren ze stukken duurder. Dit leidde tot een door Co en mij opgesteld rapport met als conclusie: overgaan tot de volgende stap, d.w.z. AMLICO opdracht geven om aanvragen binnen te halen. Nou, dat duurde niet lang voordat de eerste aanvraag (van BPA) per telex werd aangekondigd. (voor de goede verstaander: in die tijd was de telex het communicatiemiddel, gebrekkig maar het werkte; pas enkele jaren later deed de fax zijn intrede hetgeen het verkeer aanzienlijk makkelijker maakte). Het duurde slechts enkele dagen voor de koerier de documenten afleverde: BPA vroeg een doodnormale transformator, 120 MVA, 230/11 kV met een getrapte regeling aan de LS-zijde. De bestemming was een onderstation in East Omak, tegen de Canadese grens aan. Alle bij SMIT betrokkenen stortten zich op dit project. Afd. Berekening had al snel bepaald, dat regeling aan de HS-zijde getrapte spanningen aan de LS-zijde opleverde, die in alle standen van de regelschakelaar binnen de getolereerde marges vielen van ANSI 57. Verder waren er weinig problemen te verwachten.
De problemen kwamen uit Amersfoort, van HOLEC. In de aanbiedingsdocumenten werd gevraagd om een bid-bond en als het bid was toegewezen om een performance-bond om zeker te stellen dat er zou worden geleverd. Dat was helemaal nieuw voor Hollandse “kaaskoppen” en er werd serieus getwijfeld of we wel mochten aanbieden: eerst al het risico van koersverliezen, onzekerheid over de kosten van transport en nu nog het garant stellen voor aanbieding en levering. Koortsachtig overleg tussen Nijmegen en AMLICO leidde tot de conclusie, dat de soep niet zo heet werd gegeten als ze werd opgediend. In de U.S.A. waren dit de normaalste zaken: er waren aparte organisaties, die tegen een zekere premie de borgstelling op zich namen. Alleen voor SMIT als nieuwkomer werd het wat moeilijker, maar ongetwijfeld zou een Nederlandse bank met een vestiging in de U.S.A. bereid zijn die borgstelling te leveren. Over de performance-bond was men zeer laconiek: die wordt nooit opgeëist. De klant wil geen geld, hij wil geleverd hebben wat hij heeft besteld!

Zo kwam het moment dat de aanbieding de deur uitging, per koerier naar AMLICO en vandaar per koerier naar Portland (OR) om op tijd voor de bid-opening in het kantoor van BPA te zijn. N.B.: ter verkleining van het koersrisico hadden we intern in Nijmegen een procedure afgesproken, dat afd. Administratie - Ted Verweij en Bert v. Herpen - vlak voor het verzenden van de aanbieding de koers zouden vaststellen; deze mocht alleen door de directie overruled worden.
En toen het wachten op de bidopening. Door het tijdverschil kregen we pas één dag later de resultaten van de bid-opening te horen. Het kapitaliseren van de verliezen was in mum van tijd gebeurd en tot onze grote verrassing waren we de laagste aanbieder en daarmee kregen wij volgens de geldende regels de opdracht toegewezen. Onmiddellijk werden naar de beschreven procedure de Amerikaanse dollars verkocht en konden we na bevestiging door AMLICO aan de gang.
Tijdens mijn bezoek aan BPA was al besproken, dat wij in geval van een opdracht zodra dat mogelijk was naar Portland zouden komen met een voorlopige maattekening en een lijst van toegepaste accessoires, e.e.a. ter bespreking en goedkeuring, zodat we naderhand beiderzijds geen verrassingen zouden krijgen. Zo toog ik enkele weken later met tekeningen en de nodige lijsten met vragen naar Portland, waar ik ditmaal door een heel andere club werd opgewacht. Dit waren de mannen, die met de dagelijkse praktijk hadden te maken en mij bestookten met relevante vragen, zoals ik ze met mijn vragen opzadelde. Het waren goede gesprekken en we waren het snel met elkaar eens over de uitvoering. Om ieder misverstand uit te sluiten werd een excursie georganiseerd naar een onderstation om een vrijwel identieke transformator in levende lijve te aanschouwen en te bekijken.

Een belangrijk man in het gezelschap was Ray Vanderzanden, de manager QA (Quality Assurance) of op zijn Nederlands Kwaliteits Borging. Het was voor het eerst, dat wij met dit begrip te maken kregen, maar het zou nog jarenlang doorwerken. (Kwaliteitsborging volgens NEN-ISO 9000: het geheel van alle geplande en systematische acties nodig om in voldoende mate het vertrouwen te geven dat een product of dienst voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen).
Ray was volgens zeggen de autoriteit binnen het wereldje van de Amerikaanse elektriciteitsbedrijven en met een aantal huiveringwekkende voorbeelden toonde hij aan, dat QA bitter nodig was om het aantal storingen binnen een jaar na levering drastisch terug te brengen. Ik vertelde, dat ik zelf een mooi voorbeeld in Winnipeg had gezien. Hoewel men te verstaan gaf SMIT wel te vertrouwen, wilde Ray toch zo snel mogelijk een bezoek aan Nijmegen brengen Geen bezwaar uiteraard. Hij wilde wel een paar dagen blijven om aan een kleine schare medewerkers van SMIT de beginselen van QA uit te leggen. Wij zouden daar later dankbaar van profiteren. 

Na terugkomst in Nijmegen bracht ik uitgebreid verslag uit. Iedereen was wel overtuigd van het nut van QA, los van het feit, dat BPA ons wel verplichtte. Dit was het begin van de kwaliteitsborging bij SMIT; wij waren een voorloper in onze branche en er waren nog geen algemeen geldende voorschriften. Samen met de KEMA - die als externe auditor optrad - stelden wij een z.g. “Kwaliteitshandboek” samen. Om het belang te onderstrepen werd een zwaargewicht, i.c. mijn collega Geert Hulsink aangewezen als chef van de Kwaliteitsdienst, een functie die hij met verve vervulde.

De komst van een zwaargewicht van de klant uit de U.S.A. deed de stoppen bij onze directeur Verkoop - de ADHD-er Eelco Wijga - doorslaan. We moesten zus en zo, om dol van te worden. Uiteindelijk werden we het eens over de gang van zaken: Ray zou op zondag arriveren, Eelco zou hem op Schiphol ophalen, mijn vrouw Miny en ik zouden naar huize Wijga in Bilthoven rijden, waar Eelco’s vrouw Marijke voor wat hapjes e.d. zou zorgen en na een tijdje verpozing zouden Miny en ik terugrijden en Ray bij zijn hotel in Nijmegen afzetten. Voorts zou ik een groepje mensen samenstellen, die de voordracht van Ray zouden gaan volgen. Daar had ik die druktemaker niet bij nodig. Er volgde een zeer leerzame dag. Ray bleek een uitstekende docent te zijn, die op heldere wijze de achtergrond van het QA-systeem onder de aandacht wist te brengen. Vele praktische zaken werden aangeroerd, waarna steeds een geanimeerde discussie volgde. Een zeer geslaagde kennismaking met een kwaliteitssysteem, dat ons nog jaren zou bezighouden.

Terwijl we zo druk doende waren ons met zorg te wijden aan de uitvoering van onze 1ste Amerikaanse opdracht, plofte op een goede dag de 2de aanvraag uit de U.S.A. in de Groenestraat op de mat. En wat voor één!
Een aanvraag van het Bureau of Reclamation uit Denver voor een machinetransformator voor de Hoover Dam.

Ik had al tijdens mijn bezoek aan Denver begrepen, dat men bezig was met het updaten van een aantal waterkracht centrales. Door modernere materialen en technieken konden zowel de turbines als de generatoren flink in vermogen toenemen en daar konden de transformatoren niet bij achterblijven. De transformator was op zich niet zo bijzonder (135 MVA, 230a/16,5 kV, Ynd11), maar het venijn zat in het tweede deel van de aanvraag: meegeleverd diende te worden een railsysteem voor de verbinding tussen de nieuwe transformator en de oude installatie.

Dat was andere koek! Bij sommigen sloeg de schrik om het hart en waren er absoluut op tegen om aan zo’n project te beginnen. Anderen lachten en riepen: “Het is maar een gewone ronde buis met een geleider in het midden, dat stelt toch niets voor!”. Na consultatie van bevriende relaties binnen het Nederlandse elektriciteitswereldje en na een speurtocht van afd. Inkoop bij Duitse relaties, zagen we toch wel kans om tegen redelijke prijs en met redelijke risico’s zo’n railsysteem de ontwerpen en bouwen. Dus ging de aanbieding de deur uit. Tot onze grote verrassing was het meteen prijs: verreweg de laagste gekapitaliseerde prijs!

Het was niet alleen voor ons een verrassing, maar ook voor de mensen in Denver. Een paar dagen later kwam er een telefoontje van AMLICO: de klant had behoefte aan een conference-call, de volgende dag op een nader te bepalen tijdstip. Wij hadden dat nog niet eerder meegemaakt, maar we konden er niet meer onderuit. Op de afgesproken tijd had ik Geert en Cor bij mij op de kamer en we hoopten er het beste van. Prompt op tijd meldde Denver zich: een mij onbekende figuur stelde zich voor als de Project Manager en begon op te noemen wie hij allemaal om zich heen had verzameld met naam en functie. Toen hij klaar was duizelde het ons en het eigenlijke gesprek moest nog beginnen. De vragen gingen hoofdzakelijk over het railsysteem. Dat wij transformatoren konden maken geloofden ze wel, maar hoe stond het met dat railsysteem. Van te voren hadden wij afgesproken om open kaart te spelen, dus op de vraag hoeveel ervaring wij hadden met het ontwerp van railsystemen, was het antwoord simpel: geen! Maar na dit antwoord begon Geert onmiddellijk een gloedvol betoog, dat het ontwerpen en fabriceren van zo’n systeem voor een ervaren fabriek als SMIT geen enkel probleem zou opleveren. Het werd erg stil aan de andere kant van de lijn. Een zeker ongeloof droop van de telefoonhoorn af. Er werd wederzijds wat gezegd; toen nam het gesprek plotseling een andere wending.


Eén van de gesprekspartners in Denver had op de kaart gekeken en merkte op: “Nijmegen ligt toch vlakbij Arnhem waar de KEMA is gehuisvest?”. Op ons bevestigend antwoord kwam toen de vraag: “Wat als wij opdracht zouden geven om kortsluitproeven te doen aan de transformator en aan het railsysteem? Voelen jullie daarvoor en wat zouden de kosten ongeveer zijn?”. Wij zaten met open mond naar elkaar te kijken. Daar vielen door de klant betaalde kortsluitproeven ons zo maar in de schoot. Ons antwoord was, dat het in principe mogelijk was, maar dat we dat eerst intern en met de KEMA moesten bespreken in verband met uitvoerbaarheid en kosten. Afgesproken werd, dat wij zo spoedig mogelijk schriftelijk zouden reageren, waarop zij een besluit zouden nemen. Het interne overleg en het overleg met de KEMA verliep dankzij onze goede relaties met de KEMA voorspoedig en een deugdelijke en gemotiveerde aanbieding was binnen korte tijd via AMLICO in Denver, waarop al spoedig de boodschap kwam dat de opdracht naar Nijmegen ging, inclusief kortsluitproeven aan de transformator en het railsysteem.


Al tijdens de aanbieding hadden wij ons verbaasd over een zinsnede in het bestek, dat limieten stelde aan het transportgewicht van de levering en het feit dat hijsgereedschap voor de transformator tot de levering behoorde. Pas later na bezoek ter plaatse werd duidelijk waarom: het transformatorstation van de Hooverdam is aangelegd in een vernauwing van het dal van de Colorado. Ten gevolge daarvan was het lastig om de hoogspanningsleidingen aan te leggen die de elektrische energie uit het station af zouden voeren. De oplossing werd gevonden in de karakteristieke, sterk gekromde hoogspanningstorens rond de vallei die soms bijzonder sterk overhellen ten opzichte van de verticaal.
Een tweede probleem was de toevoerweg naar het transformatorstation: deze sterk hellende kronkelweg, die vanaf het plateau op niveau van de weg over de dam naar het platform voerde was zo steil, dat zwaar transport onmogelijk deze route kon gebruiken. Daarom was over de kloof een kabelbaan gebouwd, die vanaf de Arizona-kant kon worden bediend. De capaciteit van deze baan was echter beperkt, zodat voor de te hijsen en vervoeren delen van de installatie limieten waren gesteld ten aanzien van gewicht en dienden voor gecompliceerde delen de nodige hijsgereedschappen te worden meegeleverd, uiteraard voorzien van de nodige keuringsgegevens. Het was een opdracht voor een prestigieus project, wat wel voor de nodig kopzorgen zou zorgen.

Maar met vereende inspanning en vernuft zouden we de klus wel klaren. Gerrit, onze transport-manager, kwam met het idee om de transformator in een schip te plaatsen en zo naar de KEMA te varen. Het kortsluitlab - het “De Zoetenlab”- lag aan het water en de transformator kon tijdens de beproeving in het schip blijven staan! Wij als techneuten vonden dat een creatief idee en gaven hem volmacht om samen met de KEMA dit plan verder uit te werken. Het railsysteem was los van de transformator een onhandig en onhandelbaar onderdeel. Voor transport en beproeving bij de KEMA was een steun constructie nodig; tijdens vervoer stond het geheel gemonteerd op een plateau, dat de afmetingen had van een 40 ft. container, maar dan zonder zijwanden en dak; zo nam het de plaats in van een reguliere container en stond zo niemand en niets in de weg en werd het railsysteem gevrijwaard van beschadigingen. Het ontwerp kostte niet veel moeite, al had de betreffende constructeur wel een goed ruimtelijk inzicht nodig om de puzzel tot een goed einde te brengen. De Duitse leverancier had er na enige toelichting geen moeite mee om het te fabriceren, waarna het geheel in Nijmegen kon worden samengesteld.

Voornaamste kenmerken:

  • toegekende spanning: 23 kV bij 60Hz
  • toegekende stroom: 4,9 kAeff
  • geleider: E-Cu 57, Ø 160 mm, wanddikte 8 mm
  • buizen: aluminium ANSI H 35.1, Ø 640 mm, 6 mm dik

De fabricage van de transformator verliep zonder problemen. Bij de constructie werd rekening gehouden met de noodzaak om voor de beproeving het deksel goed dicht vast te zetten op de bak, omdat was afgesproken dat na de kortsluitproef het binnenwerk uit de bak zou worden gehaald voor inspectie en dan kan je dus niet hebben, dat het deksel al is vast gelast aan de bak! De fabriek verzekerde echter dat er voldoende zware klemmen voor handen waren om de zaak gegarandeerd oliedicht te maken. Maar dat niet alleen: het bestek eiste ook een hermetisch gesloten uitvoering met een stikstof kussen. Om dit te verwezenlijken pasten we een extra cilindervormig vat toe, gemonteerd aan de zijkant (zie fig 22 ).

Een klein probleem vormde de aansluiting van het railsysteem van de transformator op het bestaande systeem. Op de meegestuurde tekeningen was niet goed te onderscheiden hoe dat precies zat. Op een verzoek om duidelijker tekeningen kregen we nul op het rekest: die waren er niet. Het voorstel uit Denver was: tijdens een volgend bezoek van mij ter bespreking van de voortgang aan de hand van tekeningen konden we ter plaatse een schets maken van de werkelijke situatie.  

 

 

 

Zo stond ik op een avond in het pikkedonker op het transformatordek met een aantal monteurs, die bereidwillig de bestaande aansluiting open hadden gemaakt, zodat ik de nodige schetsen en foto’s kon maken. Dat was even een aardig avontuur ter afwisseling van de dagelijkse beslommeringen. De beproevingen bij de KEMA van zowel de transformator als het railsysteem verliepen succesvol. Het railsysteem onderging niet alleen de afgesproken kortsluitproef, maar tevens de routineproeven, omdat die niet bij SMIT konden worden uitgevoerd. De keurmeester namens het Bureau was de sympathieke Phil, die we nog dikwijls in Nijmegen zouden terugzien en die ik zonder zijn medeweten een douceurtje bezorgde: hij wilde voor zijn terugreis naar Denver nog een paar dagen in Amsterdam rondkijken. Hij vroeg mij te bemiddelen bij het vinden van een hotel, maar gezien zijn gelimiteerde dagvergoeding mocht dat niet te duur zijn. De oplossing was natuurlijk, dat namens SMIT een goed hotel in de binnenstad werd gereserveerd met de uitdrukkelijke opdracht alleen een fancy bedrag de klant te laten betalen en het restant van de kosten aan SMIT in rekening te brengen. Zoiets kwam regelmatig voor, het had niets te maken met omkopen of smeergeld, maar alles met het maken van goede vrienden.

Na terugkomst in de fabriek werd het binnenwerk uit de bak gehaald en aan een grondige inspectie onderworpen. Zowel Phil als de keurmeester van de KEMA konen geen bijzondere afwijkingen constateren: het binnenwerk kon weer de bak in en het deksel kon worden vast gelast. De voorbereidingen voor het transport van het geheel van Nijmegen naar de Hoover Dam namen wel wat tijd in beslag, maar op gegeven moment stond de transformator dan toch op zijn fundatie en kon de eindmontage beginnen door monteurs van het Bureau onder supervisie van onze Wimke Weijers, de motorduivel.

Helaas kwam enkele maanden na het in bedrijf stellen een onregelmatigheid aan het licht, die niet één twee drie te verklaren was. Na veelvuldig telefonisch overleg werd besloten het binnenwerk uit de bak te halen voor een grondige inspectie. Het vervoer van de fundatie naar de montagehal werd gedaan door personeel van het Bureau, voor het uit de bak hijsen werd assistentie gevraagd van SMIT en met name van Wim, die een perfecte indruk had achtergelaten. De inspectie leverde naar mijn herinnering niets op, maar er moest nog wel opnieuw beproefd worden. Hoe zouden we dat doen? Het bleek dat Southern Californian Edison (SCE) over geschikte mobiele testapparatuur beschikte en na overleg waren zij bereid om met hun spullen naar de Hoover Dam te komen. Alles bleek in orde en ik zou naderhand nog op een andere manier met de lui van SCE in contact komen.
Had het gebeurde invloed op onze naam in de U.S.A.? Jazeker, maar anders dan we hadden gedacht: dat er machines faalden na een korte bedrijfstijd waren de Amerikanen wel gewend, maar dat een kleine, onbekende firma uit Europa zo adequaat en snel zou reageren was een complete verrassing. Ik heb dat later bij diverse bezoeken nog vaak moeten horen.

Het Bureau of Reclamation bleef een goede klant van ons: door een grootscheeps renovatie proces waren veel generatoren en transformatoren nodig; alle aanvragen kwamen haast automatisch in Nijmegen terecht, waar wij in de gelukkige omstandigheden verkeerden om een keuze te maken, hoewel AMLICO natuurlijk aandrong om alles aan te bieden.

Een project wat we zeker gingen aanbieden was het Grand Coulee Dam project. De Grand Coulee Dam is een waterkracht-stuwdam aan de rivier de Columbia in de Amerikaanse staat Washington vlakbij de grens met Canada. Met de Hoover Dam is het een van de meest beroemde dammen in de U.S.A. Het ging om 6 stuks éénfase transformatoren ter vervanging van oude typen met als bijzonderheid, dat als opdracht inbegrepen zou zijn de verwijdering en sloop van de oude transformatoren, die vervuild waren met PCB’s in de olie. Dat zou weer een nieuw experiment worden.

Tijdens een al geplande reis naar de U.S.A. bracht ik een bezoek aan de site om mij ter plaatse te informeren over de situatie. De ontvangst was heel hartelijk, ze hadden van hun collega’s van de Hoover Dam al gehoord over ons doen en laten. De transformatoren leken niet veel problemen op te leveren, voor de oude dingen adviseerden ze contact te zoeken met regionale slopers, waarvan ze een aantal adressen en namen gaven. AMLICO ging achter deze adressen aan en er werden afspraken gemaakt met enkelen van hen voor overleg ter plaatse. Zo togen Joop van der Voort en ik naar de U.S.A. waar we in gezelschap van George in Spokane (WA) een aantal potentiële gegadigden ontmoetten. Met één van hen (een soort veredelde voddenboer) gingen we ‘s avonds dineren, waarbij ik een toost uitbracht op een mogelijke toekomstige samenwerking.

De gesprekspartners vroegen wij om een aanbieding, mede gebaseerd op de gegevens die wij van het Bureau hadden ontvangen, o.a. hoeveelheid koper en olie, e.d. Mede op basis van deze gegevens maakten wij onze aanbieding en we kregen de opdracht. Toen werd het zaak de verwijdering en sloop toe te wijzen: Joop en ik adviseerden AMLICO hoe te verdelen, waarbij de “voddenboer” buiten de boot viel. Die werd daar niet vrolijk van; hij belde zelfs naar mij op kantoor: ik had er toch op gedronken. Hij had dat opgevat als zeker van een opdracht. Ik hielp hem uit de droom: er was niets op papier vastgelegd, het was alles vrijblijvend. Een paar dagen later AMLICO aan de lijn: “voddenboer” liet het er niet bij zitten. Hij stapte naar de rechter! En ja hoor. Enkele weken later plofte een pak documenten in Nijmegen op de mat van een rechtbank met voor mij als techneut onbegrijpelijke taal. George had al contact gehad met een gerenommeerde advocaat ter plaatse (uit zijn uitgebreid kring van relaties), die de klager weinig kans gaf. Maar we moesten wel verschijnen bij een hoorzitting in Seattle. Dus daar zaten op een dag ten kantore van onze advocaat de “voddenboer”, zijn vrouw en zijn advocaat tegenover George, onze advocaat en ikzelf, terwijl een notuliste van de rechtbank ijverig al het gesprokene opschreef. De advocaat van de tegenpartij poogde mij woorden in de mond te leggen, die mijn tegenstander verzonnen of verdraaid had. Ik had daarbij natuurlijk de steun van George, die al die gesprekken van Joop en mij had bijgewoond.

Na afloop meende onze advocaat, dat het een gewonnen zaak was. Een paardagen na mijn terugkeer in Nijmegen belde George. Onze advocaat was benaderd door de tegenpartij met het voorstel om te schikken! Na intern overleg besloten we op dit voorstel in te gaan. Wij waren niet in Amerika om rechtszaken te voeren, maar om transformatoren te leveren. Het redelijke bedrag werd geboekt op de post “onkosten”. George vertelde later, dat dit een beproefde manier van scharrelaars was om een centje te verdienen. Meestal werd er betaald omdat proces voeren duurder is.
Naschrift : Indien men aanvullingen of vragen heeft over dit verhaal van Piet Waterhout, dan kan men zich wenden tot Kees Spoorenberg, voorzitter van de Stichting Willem Smit Historie. In die periode was hij berekenaar op de afdeling Berekening en heeft dit stuk geschiedenis ook meegemaakt.

Piet Waterhout

 

Reacties mogelijk gemaakt door CComment

Contact gegevens:

Stichting Willem Smit Historie Nijmegen
Binnenvaart 15
6642 CT Beuningen (Gelderland)
E-mail: info@willemsmithistorie.nl
Mobiel: 06 19009274

KvK nummer: 58361855
ANBI erkend.

 

Adverteren

Our website is protected by DMC Firewall!