Dit begrip is ook typische vaktaal uit de wereld van de elektrische energietechniek. Men is helemaal gewend aan transformatoren gevuld met olie. Geen olie, dat was in die wereld, was dus iets bijzonders. De meeste transformatoren, zoals in allerlei huishoudelijke apparatuur, bevatten geen vloeistof en zijn echt droog. De elektrische isolatie van vermogens transformatoren was altijd gebaseerd op olie en papier. De uitvinding van giethars maakte een transformator mogelijk zonder olie; een droge transformator dus. Dit is vooral belangrijk op plaatsen waar je geen brand of lekkages wilt, zoals in de kelder van een kantoorflat of ziekenhuis, bij een chemische fabriek of op schepen. Er is er ook geen speciale lekbak onder de transformator meer nodig. Elk voordeel heeft zijn nadeel. De prijs is wat hoger en de spanning was toen beperkt tot 24 kV. De elektrische isolatie tussen de laag- en hoogspanningswikkeling bestaat ook uit lucht en dat is nu eenmaal de zwakste schakel. De olie heeft ook een koelende functie en lucht koelt nu eenmaal veel slechter dan olie. Het vermogen van een droge transformator was toen ook beperkt tot zo’n 2 MVA.
Giethars werd in eerste instantie gebruikt bij de fabricage van meettransformatoren in Ede en dat was Smit Ede. Het was dan ook een logische stap om de ontwikkeling en fabricage van gietharstransformatoren in Ede te concentreren. Daar zat de kennis en kunde van het werken met giethars. De laagspanningswikkeling werd gewikkeld van koperfolie. De isolatie tussen de windingen bestond uit papier wat voorzien was van een laklaag en werd mee gewikkeld met het koperfolie. Het geheel werd in een mal gemonteerd en dan onder vacuüm ingegoten met giethars.
De hoogspanningswikkeling werd gewikkeld van ronde gelakte koperdraad. Tussen de draden zat voldoende open ruimte, want de giethars moest overal kunnen komen bij het gietproces. Je wilt geen holtes in het giethars. Holtes kunnen leiden tot ontladingen en dus falen van de transformator. De regelwikkeling werd over de hoogspanningswikkeling gewikkeld en tegelijk mee ingegoten. Nettransformatoren waren al gestandaardiseerd in vermogen en spanning. De variatie in transformator types was in de zestiger jaren dus al beperkt. Je hebt dus maar een beperkt aantal dure gietmallen nodig om de hele range in spanning en vermogen te kunnen maken. De laag- en hoogspanningswikkeling zijn nu “gewoon” twee cilinders die je over elkaar heen monteert. Het bouwen van de transformator lijkt veel op het werken met Lego, alleen de gewichten zijn een stuk groter.
De transformatoren werden verkocht onder de naam Resitra®. De droge transformator sluit goed aan bij de systemen die Hazemeyer en Coq leverden. Na de fusie tussen Smit en Holec liepen de klantcontacten dan ook veel meer via die bedrijven.
Fritz Tauber - een verhaal over een Joods technisch tekenaar die door door de directie van Smit Transformatoren uit Kamp Westerbork werd gehaald (1942).
Fritz Tauber (1906-2004) was een legale Joodse emigrant die in 1938 vanuit Oostenrijk naar Nederland vluchtte vanwege het opkomende Nationaal Socialisme. Hij vond werk bij Smit Transformatoren (tekenaar/constructeur) en werd op 18 november 1942 opgepakt door de Nazi's en samen met zijn vrouw naar kamp Westerbork gestuurd. De directeur van Willem Smit & Co (Rosskopf) deed verwoede pogingen om hem weer vrij te krijgen middels briefcorrespondentie en steeds maar weer inpraten op de Duitse leiding. Men stelde : "Zonder Frits kunnen we geen Transformatoren maken, hij is een essentiële schakel in het proces". Uiteindelijk resulteerde dit in de vrijlating van Tauber en zijn vrouw op 21 november 1942. Enkele maanden later doken zij onder. Na 2 jaar ondergedoken gezeten te hebben in Friesland volgde op 17 April 1945 de bevrijding. Na de bevrijding ging hij weer werken bij Smit Transformatoren, het bedrijf dat zo belangrijk voor hem en zijn vrouw was geweest.
Opmerkelijk is dat er dus 2 boeken zijn uitgegeven van de belevenissen van oud medewerkers van Smit Transformatoren tijdens WO II. Het andere boek is onlangs in Nederland uitgegeven "Dansen in schuilkelders" van Johanna Wycoff-de Wilde. Mochten er nog meer oorlogsboeken zijn uitgegeven die zich afspeelden bij Smit Transformatoren dan hoor ik dat graag.
Hieronder het verhaal van Fritz Tauber:
Vlucht uit Oostenrijk / aan de slag bij Smit (1938) In 1938 kwam de Oostenrijker Fritz Tauber met zijn vrouw aan in Nederland, letterlijk uit zijn huis/land verjaagd omdat hij van Joodse afkomst was. Nederland was in WO I neutraal gebleven en hij had goede hoop dat wanneer het tot een oorlog zou komen Nederland weer neutraal zou zijn. Hij dacht in Nederland veilig te zijn, maar dat bleek een illusie.
Fritz Tauber had jaren gewerkt bij Siemens Schuckert en Elin A.G. in Wenen, als constructeur/technisch tekenaar. Bij Elin hield hij zich tot 1938 bezig met de constructie van de 150 kV regelschakelaars en dat was zeer interessant voor Smit die toen nog niet zover waren. Door contacten tussen de directie van Smit en Elin kwam Rosskopf erachter dat de constructeur Fritz Tauber - die hen zo goed had geholpen met een Regeltransformator - zijn baan kwijt zou raken vanwege zijn Joodse afkomst, daarnaast werd het voor Fritz veel te gevaarlijk in Oostenrijk. Er werd een contract getekend en Fritz Tauber kreeg een werkvergunning in Nederland. Hij emigreerde zo snel hij kon met zijn vrouw naar Nederland met 25 Gulden en een passer op zak.
Siemens Schuckert en Elin waren in die tijd technisch een voorloper op het gebied van de Regeltransformatoren en daarbij kwam zijn kennis zeer goed van pas. Er werd een huis geregeld voor de familie Tauber midden in Nijmegen.
In een bovenwoning aan de Mariënburg 70 werden zij ondergebracht. Anno 2020 zien we dat deze bovenwoning in het monumentaal pand nog steeds bestaat en gelegen is rechts naast café restaurant Toon en boven café Faber dat nog steeds huisnummer 70 heeft. De exacte locatie komen we binnenkort te weten.
Meettransformatoren - nodig om hoge spanningen en grote stromen te kunnen meten
1 Inleiding
Je kunt bij de doe-het-zelf winkel een eenvoudige multimeter kopen. ( zie fig 1 ) Je kunt dan spanningen, stromen en weerstanden meten en zoiets mag eigenlijk niet in je gereedschapskist ontbreken. Een luxere variant beschikt over een ampèretang. Je sluit de tang om de geleider en je kunt de stroom aflezen ( Fig 2 ). Je kunt dan heel eenvoudig spanning en stroom meten zonder steeds de spanning uit te schakelen om zo draadjes te moeten verplaatsen.
Multimeters hebben voldoende bereik en genoeg nauwkeurigheid voor eigen gebruik. De maximale stroom die je kunt meten is zo’n 10 Ampère en een maximale spanning zo’n 1000 Volt. Je ziet, wel voldoende voor thuis, maar veel te beperkt voor het elektriciteitsnet.
Je vraagt je natuurlijk af: Hoe doen ze dat dan daar??
2 Het meten van de spanning via de spanningstransformator
Je wilt weten hoe hoog de spanning is die op een doorvoering staat. Die spanning kun je niet zomaar met een draadje aansluiten op een Voltmeter. Je moet de hoge spanning eerst transformeren naar een lage en veilige waarde. Dat doe je dus met een spannings(meet)transformator. Die moet nauwkeurig zijn tussen ca 80% en 120% van de nominale spanning. Hogere en lagere wisselspanningen komen toch niet voor bij normale bedrijfsomstandigheden in installaties. Je wilt de spanning weten om het te kunnen regelen in het net, maar ook om te bepalen wat het vermogen is dat door de transformator omgezet wordt. In het hoogspanningslaboratorium bij Smit is wel een heel grote nauwkeurigheid vereist over een veel groter gebied. Voor de diepere theorie en normen verwijzen we naar Wikipedia: Spanningstransformator - Wikipedia
Het is verder een “normale” transformator, alleen de stroom door de wikkelingen is heel klein. Deze transformator wordt nauwelijks belast en staat eigenlijk in nullast. De primaire ( zeg maar hoogspanning ) wikkeling heeft heel veel windingen van heel dunne draad. De spanning over de wikkeling stelt hoge eisen aan de isolatie in de wikkeling zelf. De spanningsmeettransformator is daarom ook gevuld met olie ( zie fig 3 t/m fig 5).
De eerste spanningstransformatoren werden gewikkeld met katoen omsponnen koperdraad. Er is hierover helaas geen informatie meer te vinden. In een later stadium werd gelakt koperdraad gebruikt en papier als extra isolatie waar nodig. Als de olie warm wordt, dan zet die uit. Er kan dan in hoge druk ontstaan in het kastje. Je kunt de expansie van de olie opvangen in een conservator ( zie fig 5 ) . Dit is te vergelijken met het expansievat in de centrale verwarming. Een conservator kost geld en vraagt onderhoud. Een constructie zonder conservator is te prefereren.
Het koppelen van elektriciteitscentrales werd voor de tweede wereldoorlog al veel gedaan. In geval van een storing kon men elkaar steunen, zodat de elektrische energie voorziening aan de gebruikers geen hinder ondervond. De plannen om grote stedelijke centrales op 150 kV niveau te koppelen kwamen rond 1930 al op. Dit 150 kV koppelnet begon in de 50-tiger jaren het karakter te krijgen van een transportnet. Het verbruik van elektrische energie bleef maar stijgen en een volgende stap was dus nodig. Het hing al enige tijd in de lucht. De S.E.P. ( de voorloper van TenneT ) wil een 380 kV net bouwen. Dit 380 kV net moet de bestaande 150 kV en 220 kV netten koppelen, maar ook de elektriciteits centrales die verspreid staan over het land. Dit 380 kV net bestrijkt niet alleen heel Nederland, maar maakt ook koppelingen mogelijk met België en Duitsland. Smit ging zich al in een vroeg stadium voorbereiden, want dit is een grote sprong in transformatortechniek, namelijk van 220 kV naar 380 kV. Smit was al op volle snelheid bezig toen begin 1966 de opdracht binnenkwam. Wat moet je allemaal niet technisch onderzoeken om deze sprong mogelijk te maken en hoe verliep die sprong. Wat leverde al die technische onderzoeken nog meer op, want de spin off van zo’n project is vaak heel groot. Smit is na dit succes gepromoveerd naar de eredivisie van de 400 kV transformatorfabrikanten en dankzij de resultaten van al dit werk draait Smit nog steeds mee in de top van deze eredivisie. Er ligt een nieuwe markt open met veel technische uitdagingen. In een eerder verhaal van Erik de Vries is al aandacht besteed aan dit project en de rol van Smit Transformatoren hierin. (1966 start bouw landelijk koppelnet 380 kV.) Dit onderstaande verhaal kijkt vanuit een technische invalshoek.
Een één fase transformator van Smit uit 1968, bron collectie Joop Kuipers.
Hoe doen anderen het?
Ontwikkelen begint altijd met de vraag: Hoe doen anderen het? Je maakt eerst een overzicht van ontwerpgegevens en constructiedetails uit de literatuur. Die meeste literatuur was van west Europese transformatorfabrikanten, die zo hun technische kunde lieten zien aan potentiële klanten. In die tijd waren en in Europa nog veel fabrikanten van grote transformatoren. Het aantal fabrikanten in Europa is tegenwoordig veel kleiner door de vele fusies en reorganisaties. Het merendeel van de ontwerpen in de literatuur waren eenfase transformatoren en de regeling van de spanning werd meestal gedaan met een aparte regeltransformator. Dit onderzoek is uitgevoerd door Frank den Outer, technische specialist bij Smit. Tegenwoordig noemen we zoiets een marktonderzoek.
Wat wil de klant precies?
De opbouw van het Nederlandse elektriciteitsnet vereiste echter een totaal ander ontwerp. De afzonderlijke 150 kV netten zijn indirect geaard en het 380 kV net wordt niet bij elke transformator direct geaard. Er kunnen dus hoge spanningen op de sterpunten komen bij eenfase kortsluitingen in het net. De sterpunten van de 150 kV en 380 kV wikkelingen moeten dan ook met hoge spanningen beproefd worden. Een aparte regeltransformator is, praktisch gezien, niet meer mogelijk.
Transformator olie - een product in ontwikkeling dat steeds geraffineerder wordt
Transformatorolie
1 Inleiding
Olie is een belangrijke vloeistof. We kennen de aardolie die gewonnen wordt op veel plaatsen in de wereld. We kennen ook de olie die gewonnen wordt uit planten, zoals zonnebloemen en noten. Wil je de olie met de juiste eigenschappen hebben, dan moet je de olie raffineren. In dit verhaaltje wil ik me beperken tot transformatorolie. Transformatorolie wordt gewonnen uit aardolie, het milieuaspect is dus een minpunt. Transformatorolie moet aan heel veel eisen voldoen en dat vereist een complex raffinageproces. Een overstap naar ander soort olie is dus niet zo simpel en vereist veel ontwikkelingswerk.
Sinds een aantal jaren is er ook transformatorolie op basis van planten zoals zonnebloemen. Het milieuaspect en de geringe brandbaarheid zijn grote pluspunten, de stroperigheid en de werking als smering zijn helaas minpunten. Het gebruik van deze “groene” olie bij nettransformatoren neemt snel toe en de grote transformatoren zullen in de toekomst zeker volgen. Transformator is ook te maken uit aardgas. Je kunt de aardgasmoleculen als een soort bouwsteen gebruiken om complexe moleculen te maken (synthetiseren noemen ze dat ). Deze olie is zuiverder dan de olie die geraffineerd is uit aardolie.
Je ziet: "Er zit meer in olie dan je denkt".
Smit deed in het verleden heel veel materiaalonderzoek. Het onderzoek varieerde van röntgenonderzoek van lassen voor Smit Weld, hittebestendigheid van metalen voor Smit Ovens, isolatielakken voor Smit Draad en olieonderzoek voor Smit Transformatoren. Smit moest veel meetmethodes en meetapparaten zelf ontwikkelen, net zoals veel andere bedrijven in Nederland. Die apparaten waren ook nodig voor kwaliteitscontroles tijdens het productieproces. Tegenwoordig zijn veel metingen gestandaardiseerd via internationale normen. Meetapparatuur is daardoor nu “gewoon” te koop.
2 Waarom zit er eigenlijk olie in een transformator?
De elektrische isolatiewaarde van olie is ca 20 keer hoger als die van lucht. Een isolator-ketting aan een 150 kV hoogspanningsmast heeft een lengte van 1,5 meter. Een 150 kV wikkeling onder olie behoeft maar een afstand van 0,07 meter. Je hebt dus een hoge isolatiewaarde nodig om de afmetingen van de transformator te beperken. De kern en wikkelingen moeten gekoeld worden. Koeling met vloeistoffen gaat veel beter dan met lucht, dus nog een reden om voor olie te kiezen.
Maar elk voordeel heeft zijn nadeel. De olie moet aan veel eisen voldoen, zowel aan het begin van zijn leven als na 30 jaar. De olie moet goed blijven en mag chemisch niet veel veranderen. De olie mag dus niet veel verouderen. Dit alles stelt hoge eisen aan de olie zelf, maar ook aan de productieprocessen in de fabriek. Ik zal dat verderop in het verhaal toelichten.
Er zijn wel transformatoren met lucht als isolatie. Droge transformatoren werden ze genoemd. Ze zijn wat duurder dan de olie gevulde en hebben wat meer verliezen. Ze worden gemaakt tot een hoogste netspanning van 36 kV. Ze worden veel gebruikt waar men zeker geen olie wil hebben. Je moet dan denken aan de energievoorziening in wolkenkrabbers, grote hijskranen, aan boord van schepen maar ook in windmolens.
Stoomdynamo voor elektrische centrale Roosendaal (1907)
In 1906 leverde Smit Slikkerveer stoomdynamo's en de elektrische installatie (schakelborden) voor de elektrische centrale in Roosendaal. Hieronder enkele prachtige foto's van de machine hal. Wie heeft meer informatie over de elektrische centrale in Roosendaal ? Graag reacties onderaan dit artikel.
Elektrische centrale Roosendaal met stoommachines van Smit Slikkerveer (1907)
Hoofdschakelbord elektrische centrale Roosendaal (1907)
De ontwikkeling van de stoomdynamo bij Smit Slikkerveer begint in 1884. In dat jaar krijgt Willem Smit het voor elkaar om een dynamo zo aan te passen dat de deze rechtstreeks op de stoommachine aangesloten kan worden. Het anker van de dynamo was zo groot gekozen dat het tevens kon dienen als vliegwiel. Deze ontwikkeling was in die tijd uniek en zelfs in het buitenland niet bekend. Willem Smit krijgt veel bekendheid door de vele publicaties in het blad "Engineering" uit Londen na een patent aanvraag.
Stoomdynamo van Smit uit 1885
In het archief van Smit Slikkerveer vonden we nog enkele foto's van verschillende typen stoomdynamo's die tussen 1907 en 1910 werden gemaakt en die zijn vrijwel identiek aan de eerste foto.
Reclamefoto stoomdynamo's gemaakt bij Smit Slikkerveer tussen 1907 en 1911
Stoommachines van Smit Slikkerveer uit 1911. Bron: De Ingenieur.
Stoomdynamo Smit Slikkerveer gemaakt tussen 1905 en1912.
Bron: Archief van Brush HMA Ridderkerk, Geheugen van Nederland, de Ingenieur.
Zie hieronder (PDF) ook de prachtige beschrijving van Marius Broos over de geschiedenis van elektriciteitscentrale Roosendaal uit 1907 (Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen op het station Roosendaal), waar Smit Slikkerveer de stoomdynamo's leverde.
Bedrijfsschool Royal Smit Transformers (1951 - heden)
Van collega Paul Klein Schiphorst ontving ik onderstaand artikel uit de tachtiger jaren van de vorige eeuw toen Smit Transformatoren nog een eigen bedrijfsschool had waar interne opleidingen werden gegeven. Anno 2014 is er nog steeds een bedrijfsschool.
De opleiding van jongeren bij Smit Transformatoren begint in 1946 enige structuur te krijgen, we gingen er toen toe over om het leerlingenstelsel van Bemetel in te voeren. De ambachtsschool in Nijmegen was in de oorlog zwaar beschadigd, zodat wij tot 1948 moesten wachten voordat we de eerste leerlingen met een vooropleiding binnen kregen. Van 1946 tot 1948 hebben we noodgedwongen jongens zonder enige vooropleiding in onze werkplaatsen het vak geleerd.
Bron: Paul Klein Schiphorst / Gelderlander (1985 - 1986)
In 1951 zijn we begonnen om op bescheiden schaal een eigen bedrijfsschool op te richten. Deze bleek vele jaren later zo’n groot succes te worden dat we er zelfs internationale prijzen mee in de wacht sleepten. Hieronder een foto van de eerste 10 leerlingen van de bedrijfsschool van Smit. Dit waren de eerste 10 geselecteerde leerlingen van de Ambachtschool. Het rapport gemiddelde moest over het laatste jaar gemiddeld een 7 zijn.
Bedrijfsschool Smit Transformatoren in 1951.
23-5-1956 bedrijfsschool Smit Transformatoren. Leerlingen houden zich bezig met het fijnsnijden van ingezameld brood. Bron: Nijmeegsch Dagblad.
Tussen 1951 en 1955 bevond de bedrijfsschool zich op een andere locatie, namelijk het kantoor wat vòòr 2001 het kantoor van Willem van Wely was + productieplanning van Masseling en de ruimte waar Reinout La Grouw i.C.T. de scepter zwaaide. Daarna verhuisde men naar de Groenestraat 249 in Nijmegen.
De leerlingen op de verzamelfoto zijn staand op een kistje van links naar rechts:
1 = Frits Kunst heeft na de bedrijfsschool in de kwaliteitsdienst Mech. Bew. gewekt tot ong. 1960 daarna naar Hyster gegaan heeft in Ierland en Schotland gewerkt was de laatste 10 jaar van zijn werkzaam leven Technisch Directeur Hyster Nijmegen, zijn baas was Haalmeijer. Frits is in januari 2014 overleden.
2 = Jan v.d Heuvel is verkoper geworden in de Benelux van Machines en Gereedschappen heeft jaren bij Gibas A'dam gewerkt.
3 = Willem van Wely, heeft na de Bedrijfsschool een 2 jarige opleiding gedaan bij T.N.O. Delft als Verspaningsdeskundige, daarna bij Bosboom en Hegener in A,dam een opleiding gedaan als Arbeidsanalist kwam als 20 jarige terug naar Smit, waarna hij vele leidinggevende functie's beklede is in 2001 als productieleider grote Transformatoren met pensioen gegaan, heeft er 50 jaar gewerkt.
4 = Peuki van Koolwijk klein manneke zijn vader was voorman in de kastenmakerij, is na de bedrijfsschool naar de marine gegaan heeft daar als Adelborst onder Jan Wildeboer gedient Peukie is in 1980 overleden.
Kees Tym van Brush HMA Ridderkerk (Smit Slikkerveer) stuurde mij een prachtige unieke prijscourant voor het bedrijf Roothaan, Alewijnse & Co te Nijmegen uit het jaar 1893. Het bedrijf Alewijnse kwam ik al tegen in de kasboeken van Smit Transformatoren uit 1917, maar dat was "Electrotechnisch bureau Alewijnse & Co." De prijscourant was voor de gloeilampenfabriek van Roothaan en Alewijnse. Dit bedrijf werd opgericht in 1888 en stopte met productie in 1899 en ging verder als bovengenoemd Elektrotechnisch bureau Alewijnse & Co. Alewijnse kocht machines en transformatoren bij Smit en verkocht dit weer (inclusief complete installatie).
Bron: Archief Smit Transformatoren
Voordat ik de prijscourant laat zien eerst nog een klein stukje historie m.b.t. de gloeilampenfabricage in Nederland.
In 1928 werd een bestelling gedaan door "Zuiderzeewerken Den Haag" bij Smit Slikkerveer voor de levering van 2 wisselstroom generatoren en 2 gelijkstroom dynamo's ten behoeve van het Zuiderzee project van Cornelis Lely. De machines werden geplaatst in de elektrische centrale Kornwerderzand. Toen de afsluitdijk klaar was waren deze generatoren en dynamo's niet meer nodig en werden ze (in 1934) verkocht aan de elektrische centrale in Veenhuizen. Hieronder zien we een prachtige foto van de centrale uit 1928 die ik onlangs opgestuurd kreeg van Ruurd Wijbenga.
Een zoektocht van Wim Stuut (NS/Nedtrain) leverde behalve onderstaande foto dit interessante artikel op.
De foto toont naast enkele werklieden (waarschijnlijk de machinisten van de centrale) ook prachtig in beeld twee gloednieuwe Kromhout 3ER4 motoren met beiden een Smit Slikkerveer generator. Linksonder zien we ook nog een elektrisch onderdeel met het logo van de Heemaf. Bron: Ruurd Wijbenga/ Wim Stuut
Bron: Schager Courant 26-01-1932
Voordat ik bovenstaande foto ooit gezien had werd ik erop geattendeerd dat er een generator van Smit Slikkerveer uit 1928 in prachtige staat te zien was in de Elektriciteitscentrale in Veenhuizen. Deze 'Elektrische Centrale' is bijzonder industrieel erfgoed. In 1912 werd hij in gebruik genomen om stroom te leveren voor de houtzagerij en meubelmakerij van het ambachtscluster.
Op de vergadering van de afdeling electro-techniek en technische natuurkunde van het Koninklijk Instituut voor Ingenieurs [KIVI] te Delft werd aan dr. Anton F. Philips door prof. dr. jhr. G.J. Elias de "Dr.ir. C.J. de Groot" plaquette voor het jaar 1935 uitgereikt, wegens zijn verdiensten voor de ontwikkeling van de electro-technische industrie in Nederland. Deze foto is vooral zo interessant omdat staande 2e van rechts (met vlinderdasje) Willem Benjamin Smit op de foto is te zien. Willem Benjamin Smit ontving deze plaquette als eerste, drie jaar eerder in 1932.
In 1903 bezocht het Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KIVI) Smit Slikkerveer. Onder de aanwezigen waren o.a. de leden Willem Benjamin Smit en Rento Hofstede Crull (Heemaf). De twee pioniers in de elektrotechniek stonden vlak bij elkaar en kenden elkaar goed. Adriaan Pot (mede-oprichter Smit Slikkerveer) is ook op de foto te vinden..
Prachtige foto bezoek ingenieurs KIVI aan Smit Slikkerveer 1903.(Klik op de foto om in te zoomen)
In 1900 had Willem Smit al contact met Hofstede Crull opgenomen om samen seriematig elektromotoren te gaan produceren. Crull was enthousiast, maar zijn compagnon Willink wilde van samenwerking niets weten. In 1908 richten Crull en Willink het bedrijf Heemaf op, wat een geduchte concurrent werd van Smit Slikkerveer. De fabriek voor elektromotoren komt er uiteindelijk toch. In 1911 werd Smit Dordt opgericht. Niet in Slikkerveer, maar in Dordrecht vanwege ruimtegebrek in Slikkerveer. Nummer 40 = Willem Benjamin Smit, nummer 48 = Rento Hofstede Crull.
Nummer 43: Adriaan Pot.
Beproeving van een generatorset (1900)
Artikel in de Ingenieur van 1903 ter voorbereiding op de excursie naar Smit Slikkerveer 1903. Klik op de foto voor het hele artikel (pdf).
Artikel in de Ingenieur van 1903 met de beschrijving van de excursie naar Smit Slikkerveer 1903. Klik op de foto voor het hele artikel (pdf).
Volledige deelnemerslijst van de ingenieurs m.b.t. het bezoek aan Smit Slikkerveer in 1903
Geschiedenis van het KIVI, historie van de vereniging De vereniging werd opgericht op 31 augustus 1847 door drie ingenieurs, onder bescherming van ZKH Willem Alexander Paul Frederik Lodewijk, Prins van Oranje. Een jaar later ontving de vereniging al het predikaat ‘koninklijk’ van koning Willem II. Beschermvrouwe is HM de Koningin; ZKH de Prins der Nederlanden is Erevoorzitter.
Sindsdien heeft het KIVI een respectabele staat van dienst opgebouwd met initiatieven en activiteiten van velerlei aard en omvang. Belangrijke momenten in de geschiedenis van het KIVI in vogelvlucht:
1888: het eerste nummer van magazine De Ingenieur verschijnt. Nu verschijnt dit blad tweewekelijks en heeft een oplage van 40.000.
1895: opzet van de regeling van de verhouding tussen opdrachtgever en raadgevend ingenieur (RVOI). In 2001 is een herziene versie verschenen.
1916: oprichting van het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI), dit gebeurde samen met de Maatschappij van Nijverheid.
1961: de Vereniging van Delftse Ingenieurs wordt opgenomen in het KIVI.
1968: oprichting van de Stichting Toekomstbeeld der Techniek (STT). 1988: oprichting van de Stichting Historie der Techniek. 1990: oprichting van de Stichting Postacademisch Technisch Onderwijs
Relatie met het koningshuis Vanaf de oprichting van het KIVI in 1847 was de vorst beschermheer van het KIVI. Z.K.H. Koning Willem II leidde de instituutsvergaderingen in de beginjaren. Op 4 februari 1848, vijf maanden na de oprichting, verleent de koning het predikaat 'Koninklijk'. In de 19e eeuw vroeg de Koning regelmatig aan het KIVI advies over grote waterstaatkundige problemen. H.M. de Koningin Beatrix is nu Beschermvrouwe van het KIVI.
Z.K.H. Prins Bernard der Nederlanden was Erevoorzitter. Vroeger voerde hij deze titel bij de Vereniging Delftse Ingenieurs (VDI). Toen de VDI en het KIVI in 1961 fuseerden werd de Prins Erevoorzitter van het KIVI. Hij hield een openingsrede in de Ridderzaal ter ere van het KIVI-jubileumcongres op 31 augustus 1982. Prins Bernard overleed op 1 december 2004.
Z.K.H. Prins Claus der Nederlanden was Honorair lid van het KIVI. Deze onderscheiding aanvaardde hij in 1972 tijdens het 125-jarig jubileum van de vereniging.
In september 1997 waren Prins Claus en zijn zoon Prins ir. Johan Friso in het Nederlands Congresgebouw in Den Haag aanwezig om het 150-jarig jubileum van het KIVI te vieren. Prins Claus overleed op 6 oktober 2002.
In april 1995 werd Z.K.H. Prins ir. Johan Friso der Nederlanden op uitnodiging van de president instituutslid. Hij behaalde in 1994 zijn ir.-diploma in de Lucht- en Ruimtevaart aan de TU Delft. De prins opende het eerste KIVI NIRIA congres over innovatie in 2004.
Z.K.H. Kroonprins Willem-Alexander der Nederlanden, heropende het gemaal De Cruquius in de Haarlemmermeer op 4 juni 2002; de voltooiing van het project 'Weer in bewegingstelling'. In 1934 richtte het KIVI de Stichting De Cruquius op voor het behoud van dit oudste en unieke stoomgemaal van 1845.
Geschiedenis van het KIVI-gebouw Het pand Prinsessegracht 23 is oorspronkelijk een patriciërshuis. In 1705 werd het 'ledigh erff' verkocht aan Ridder Salomon de Medina (een Portugese Israëliër), voor 700 Carolusguldens van de rentmeester-generaal van Noord-Holland. Vervolgens werd het in 1721 verkocht aan Jacob Abrabenel en in 1725 aan Gerrit Janse Meerman. Deze laatste bouwde in 1726-1728 het huidige pand. Janse Meerman was Kamerheer en President-Hoogheemraad van het Grootwaterschap Woerden.
Latere bewoners zijn: (1776) H.W. baron Van Aylva, lid van de Raad van State en de Eerste Kamer; (1817) F.G. baron Van Lynden van Hemmen, Hoofdadministrateur der Domeinen, lid van de Eerste Kamer (1857) V.L.C. baron De Constant Rebecque d'Hermenches (1867) M.W. baron Du Tour van Bellinchove, Minister van Justitie
In 1919 kocht het KIVI het pand van de weduwe van Baron Du Tour van Bellinchove, voor fl. 200.000,-. Daarvoor was het KIVI gevestigd in Diligentia aan het Lange Voorhout. Om de bibliotheek te kunnen huisvesten werd de dakkap een meter hoger geplaatst. Aan de belendende panden is nog te zien dat ze een lagergelegen tweede etage hebben. Het unieke van het pand is, dat dit het enige pand aan de Prinsessegracht is waarvan de ingang niet in het midden is gelegen. Zodoende heeft het op de beletage een dwarsgang.
Restauratie
In mei 1993 werd de restauratie en renovatie aanbesteed en gegund aan de Koninklijke Woudenberg (Ameide) voor fl. 1,6 miljoen. Het plan werd voorbereid door Architectenbureau LIAG te Den Haag, onder leiding van architect ir. J.A. Abels. De belangrijkste ingrepen waren het splitsen van de aan de tuinzijde gelegen Kleine Zaal in twee kamers. Dit zijn thans de Conradkamer en de Stevinkamer. Voorts maakte het in 1991 in werking getreden Bouwbesluit het noodzakelijk een inpandig brandtrappenhuis en een vluchtbalkon aan de tuinzijde te bouwen.
Sinds een aantal jaren is Smit Ovens gehuisvest in Son bij Eindhoven en heeft men zich o.a. toegelegd op de productie van ovens voor zonnecel productie. Hieronder het artikel uit het Technisch Weekblad van 05-04-2011.
In september 1955 bracht veldmaarschalk en oorlogsheld, Montgomery een bezoek aan Nijmegen. Montgomery wilde na de oorlog graag zien hoe Nijmegen hersteld was van de zware bombardementen in 1944/1945 en de gemeente Nijmegen pakte dit aan om zijn bevrijder officieel te huldigen. Hij bezocht een aantal belangrijke grote Nijmeegse bedrijven, waaronder Smit Transformatoren.
Bron: Archief Nijmegen.
Bron: Theo van Megen.
Bron: Archief Nijmegen
Bron: Post september 1955, bron Stichting Willem Smit Historie Nijmegen.
Willem Benjamin Smit tijdens het 25 jarig jubileum van EMF Dordt in 1936
Smit Slikkerveer
Transport 50 MVA transformator (1947)
Smit Transformatoren
Stator en ophaalmachine van Smit Slikkerveer (Staatsmijn Wilhelmina 1928)
Smit Slikkerveer
Een reus op reis (1976)
Smit Transformatoren
Filmfragment Transformatoren voor Vroom & Dreesman in Utrecht (1972)
Smit Transformatoren
Plaatsing van 2 150/20kV 80 MVA transformatoren op onderstation Zuidbroek door Liandon in samenwerking met SGB-SMIT en Wagenborg Nedlift in opdracht van Liander (juli 2015)
Smit Transformatoren
Smit Regeltechniek (1959)
Smit Transformatoren
Westerlee transport 380 kV transformatoren. Ingekort filmpje vanuit oorspronkelijke videoproductie (duur 11:18) door Westland Infra Energy Solutions in Poeldijk en Smit Transformatoren in Nijmegen (2010)
Smit Transformatoren
Bedrijfsfilm uit 1952 van Willem Smit & Co's (Lincoln Smitweld, onderdeel van Lincoln Electric) over de productie van laselektroden. Historische beelden van elektrisch lassen, de knipperij, fabricage van elektroden
Smitweld
Transformatoren van 320 ton voor nieuwe hoogspanningsstations in Beverwijk en Vijfhuizen.(juni 2015)