Contact gegevens:
Stichting Willem Smit Historie Nijmegen
Binnenvaart 15
6642 CT Beuningen (Gelderland)
E-mail: info@willemsmithistorie.nl
Mobiel: 06 19009274
KvK nummer: 58361855
ANBI erkend.
Willem Smit koopt koolspitsen voor elektrische booglampen bij Conrad Conradty in Nürnberg (1893)
1 Inleiding
Je wilt weten of een product niet te duur is in het gebruik, of het wel tegen een stootje kan en hoe lang het eigenlijk wel mee gaat. Een transformator krijgt daarom een ook afnamekeuring, ook wel “Factory Acceptance Test” ( F.A.T. ) genoemd. Die F.A.T. bestaat uit een groot aantal proeven en elke proef omvat meerdere metingen. Je controleert dan of de transformator aan de internationale normen voldoet en aan de eisen van de klant. De aanname is dat deze transformator dan geschikt is voor 50 jaar “normaal” bedrijf, maar dat is geen 100% zekerheid.
Een aantal proeven is mede interessant vanuit historisch perspectief. Ter illustratie zal ik een vergelijking maken tussen de auto en een transformator. Dat doen we dan op drie punten.
Eerst iets algemeens over proeven doen. Iedereen kan een getal aflezen van een meetapparaat en dat opschrijven, maar je moet jezelf steeds kritische vragen stellen zoals: Wat betekent het, klopt het wel met mijn verwachting, zijn er verstoringen die de resultaten beïnvloeden, ben ik iets vergeten. Ja, meten is een VAK.
Meten is weten, maar weet wel wat je meet. Het is een wat filosofische opmerking, maar beproeven houdt in dat je altijd heel kritisch naar de resultaten moet kijken. Ter illustratie het volgende praktijk voorbeeld.
Hoe kan dat?? Het uitgangspunt van alle meters is dat de stroom mooi sinusvormig is, maar die is dat nu niet meer. De ene meet de topwaarde en deelt het getal door √2. De ander meet de gemiddelde waarde en vermenigvuldigt dat met 1,1. Weer een ander meet alleen het deel van de stroom wat groter is dan nul en vermenigvuldigt dat met 2. De stroomwet van Kirchhoff klopt nog steeds, dus helaas geen Nobelprijs.
Een beproeving van een transformator ( maar ook een auto ) moet zo goed mogelijk de werkelijkheid nabootsen, maar ook praktisch uitvoerbaar zijn. Dat klinkt simpel, maar is het niet.
Elk meetresultaat bevat een zekere mate van onzekerheid. Als je meetresultaten gaat extrapoleren, via natuurkundige wetten, worden de onzekerheden nog groter. Dit is het best te illustreren met 2 voorbeeldjes.
-
Je meet de doorslagspanning van papier na 10 minuten ( zeg 20,0 kV of is het 20,1 kV ) en na 100 minuten ( zeg 19,0 kV of is het 18,9 kV ). Is de doorslagspanning bij 30 jaar dan zeker 3,0 kV of toch maar 2,5 kV.
-
De weersvoorspelling is ook een vorm van extrapoleren. Hoe verder weg, hoe groter de onzekerheid.
Proeven kun je onderverdelen in drie categorieën, zowel bij een transformator als een auto. Je moet daarbij wel in het achterhoofd houden realiseren dat de auto een serieproduct is en de vermogenstransformator op klantenspecificatie gebouwd wordt.
Schrijf reactie (0 Reacties)1. Het meten van de elektrische verliezen van een transformator.
Hoe kun je iets nauwkeurig meten. Als voorbeeldje gaan we bepalen hoeveel bier er in een bierpul zit.
Als je in een café alleen het bier hoeft te betalen en niet het schuim, dan zal er anders getapt gaan worden. In het rechter glas hoef je niet veel te betalen, maar aan de bar moeten ze wel hetzelfde doen als bij het linker glas. Het glas spoelen, tappen, serveren en afrekenen. Dit is maar een simpel voorbeeldje, maar dat moeten we vertalen naar de elektrische energietechniek. Het bier noemen we het actief vermogen en daarvoor moet je betalen. Het schuim noemen we het blind vermogen en daar hoef je niet voor te betalen. De energieleverancier stelt dus eisen aan jouw installatie, die mag niet teveel blindvermogen vragen.
Als je een wisselspanning op een spoel ( dan wel transformator ) zet, dan gaat er een stroom lopen. Er wordt dan vermogen aan de spoel geleverd. Dat bestaat uit een klein beetje actief vermogen (dat komt door de verliezen ) en heel veel inductief blindvermogen (dat komt door het magnetische veld ). Het meten van de verliezen wordt dan net als het meten van de hoeveelheid bier in het rechter glas.
De verliezen van een transformator bestaat uit twee delen. Het nullast (of ijzer) verlies ( zie hfdst. 2 ) wat voor het grootste deel in de kern zit. Het kortsluit ( of koper) verlies ( zie hfdst 3 ) zit voor een groot deel in het koper van de wikkelingen, maar ook in allerlei metalen constructiedelen zoals kern, kast en aandrukconstructie.
Als je verliezen wilt garanderen, dan moeten ze ook te meten zijn. Je wilt weten of de garantie overeenkomt met de werkelijkheid. In 1930 was al discussie over de indeling van de verliezen. ( Zie periodieke mededelingen No 30 “Indeelen en garandeeren der verliezen in Transformatoren” ). Er is toen afgesproken om te verwijzen naar de meetmethodes van de verliezen. We spreken over “nullastverlies” en “kortsluitverlies”. Het nullastverlies zit grotendeels in de ijzeren kern ( maar je spreekt niet over “ijzerverlies” ) en het kortsluitverlies zit voor een groot deel in het koper van de wikkelingen ( maar je spreekt niet over “koperverlies” ).
Zie ook: De verliezen van de transformator (willemsmithistorie.nl)
Men neemt nu aan dat deze twee verliezen onafhankelijk van elkaar zijn en dus apart gemeten kunnen worden. We tellen ze gewoon bij elkaar op om het totale verlies te krijgen. Metingen aan “kleine” transformatoren hebben aangetoond dat deze aanname redelijk goed is. Een meting van beide verliezen tegelijk is niet zo eenvoudig en vereist bovendien een meetopstelling met 2 identieke transformatoren ( zie paragraaf 4 ). Het kortsluitverlies is temperatuurafhankelijk. Je meet dus de omgevingstemperatuur en het kortsluitverlies bij die omgevingstemperatuur, die in de winter uiteraard anders is dan in de zomer. Je moet dus een referentie temperatuur afspreken om verliezen onderling te kunnen vergelijken. Smit was voorstander van een referentietemperatuur van 15 oC. Die ligt het dichtst bij de temperatuur die je normaal al hebt tijdens de meting. De referentie-temperatuur van 75 oC is internationaal afgesproken, dit is de temperatuur van de transformator bij nominaal bedrijf.
Lees meer: Het beproeven van grote transformatoren (en spoelen) - de verliezen
Schrijf reactie (0 Reacties)Transformatorolie
1 Inleiding
Olie is een belangrijke vloeistof. We kennen de aardolie die gewonnen wordt op veel plaatsen in de wereld. We kennen ook de olie die gewonnen wordt uit planten, zoals zonnebloemen en noten. Wil je de olie met de juiste eigenschappen hebben, dan moet je de olie raffineren. In dit verhaaltje wil ik me beperken tot transformatorolie. Transformatorolie wordt gewonnen uit aardolie, het milieuaspect is dus een minpunt. Transformatorolie moet aan heel veel eisen voldoen en dat vereist een complex raffinageproces. Een overstap naar ander soort olie is dus niet zo simpel en vereist veel ontwikkelingswerk.
Sinds een aantal jaren is er ook transformatorolie op basis van planten zoals zonnebloemen. Het milieuaspect en de geringe brandbaarheid zijn grote pluspunten, de stroperigheid en de werking als smering zijn helaas minpunten. Het gebruik van deze “groene” olie bij nettransformatoren neemt snel toe en de grote transformatoren zullen in de toekomst zeker volgen. Transformator is ook te maken uit aardgas. Je kunt de aardgasmoleculen als een soort bouwsteen gebruiken om complexe moleculen te maken (synthetiseren noemen ze dat ). Deze olie is zuiverder dan de olie die geraffineerd is uit aardolie.
Je ziet: "Er zit meer in olie dan je denkt".
Smit deed in het verleden heel veel materiaalonderzoek. Het onderzoek varieerde van röntgenonderzoek van lassen voor Smit Weld, hittebestendigheid van metalen voor Smit Ovens, isolatielakken voor Smit Draad en olieonderzoek voor Smit Transformatoren. Smit moest veel meetmethodes en meetapparaten zelf ontwikkelen, net zoals veel andere bedrijven in Nederland. Die apparaten waren ook nodig voor kwaliteitscontroles tijdens het productieproces. Tegenwoordig zijn veel metingen gestandaardiseerd via internationale normen. Meetapparatuur is daardoor nu “gewoon” te koop.
2 Waarom zit er eigenlijk olie in een transformator?
De elektrische isolatiewaarde van olie is ca 20 keer hoger als die van lucht. Een isolator-ketting aan een 150 kV hoogspanningsmast heeft een lengte van 1,5 meter. Een 150 kV wikkeling onder olie behoeft maar een afstand van 0,07 meter. Je hebt dus een hoge isolatiewaarde nodig om de afmetingen van de transformator te beperken.
De kern en wikkelingen moeten gekoeld worden. Koeling met vloeistoffen gaat veel beter dan met lucht, dus nog een reden om voor olie te kiezen.
Maar elk voordeel heeft zijn nadeel. De olie moet aan veel eisen voldoen, zowel aan het begin van zijn leven als na 30 jaar. De olie moet goed blijven en mag chemisch niet veel veranderen. De olie mag dus niet veel verouderen. Dit alles stelt hoge eisen aan de olie zelf, maar ook aan de productieprocessen in de fabriek. Ik zal dat verderop in het verhaal toelichten.
Er zijn wel transformatoren met lucht als isolatie. Droge transformatoren werden ze genoemd. Ze zijn wat duurder dan de olie gevulde en hebben wat meer verliezen. Ze worden gemaakt tot een hoogste netspanning van 36 kV. Ze worden veel gebruikt waar men zeker geen olie wil hebben. Je moet dan denken aan de energievoorziening in wolkenkrabbers, grote hijskranen, aan boord van schepen maar ook in windmolens.
Lees meer: Transformator olie - een product in ontwikkeling dat steeds geraffineerder wordt
Schrijf reactie (0 Reacties)In 1915 werd de Provinciale Gelderse Elektriciteits Maatschappij (PGEM) opgericht. Men wilde de elektriciteitsvoorziening door de Provinciale Overheid laten regelen, om de gebieden buiten het bereik van de weinige Gemeentelijke- en particulieren bedrijven ook van stroom te kunnen voorzien en om met een grote elektriciteitscentrale efficiënter energie te kunnen produceren. In die tijd was reeds duidelijk dat Radiostation Kootwijk in de toekomst een van de grootste afnemers zou worden en daarom lag er in 1918 een voorstel om vanuit Nijmegen ( de grootste en later enige centrale in Gelderland) rechtstreeks een lijn naar het zendstation Kootwijk te leggen. In 1922 werd de eerste opzet van een Gelders hoogspanningsnet in gang gezet door een 50 kV lijn aan te leggen van Lent (bij Nijmegen) - Arnhem - Apeldoorn. Het eindstation was toen het 50 kV station Apeldoorn Zuid. In de eerste jaren werd deze lijn nog bedreven met 10 kV lijn maar dit werd al gauw omgezet naar 50 kV. In 1924 werd begonnen met de bouw van het 50 kV station in Lent, het eerste open lucht transformatoren-station van Nederland. Deze werd op 29-07-1925 officieel geopend. In 1930 volgde het 50 kV station Kootwijk. Deze leverde tevens stroom op 10 kV niveau aan de enkele omringende plaatsen.
10/50 kV station in Lent (1924)
Het prille begin van de “ultra hoge spanning” , 50 kV.
Rond 1915 werd in Gelderland de stroom ingekocht van de centrales in Nijmegen, Arnhem en waarschijnlijk ook nog van de Elektriciteits-maatschappij Overveluwe te Ermelo, deze laatste had een gering vermogen en speelde niet echt mee in de totale elektriciteitsvoorziening. De energie werd getransporteerd op 10 kV niveau, meestal d.m.v. kabels. Een stad als Nijmegen had een 6 kV distributienet.
De centrale in Nijmegen (toen nog aan de Waalkade) werd in 1921 overgedragen aan de Provinciale Geldersche Electriciteits-Mij. Begin 1923 werd geen stroom meer betrokken van de centrale in Arnhem, zodat praktische alle energie in Nijmegen opgewekt moest worden en van daar uit (op 10 kV niveau!) getransporteerd moest worden naar alle uithoeken van de provincie.
De sterke groei van het stroomverbruik in de regio’s Arnhem en Apeldoorn maakte het noodzakelijke om naar een hogere spanning voor het transportnet om te zien.
Lees meer: 50 kV station Lent - het prille begin van de ultra hoge spanning in Nederland (1922-1930)
Schrijf reactie (0 Reacties)Mooie advertentie van Smit Slikkerveer uit 1932.
Bron: Archief Smit Transformatoren, "electrotechniek" 16-03-1932
Schrijf reactie (0 Reacties)Advertentie van Smit Ovens (1955-1960).
Klik op bovenstaande foto om de advertentie te vergroten.
Bron: "Electrowarmte toepassingen" , uitgave van het N.I.V.E.E. (1955-1960). Eigendom Stichting Willem Smit Historie Nijmegen.
Schrijf reactie (0 Reacties)Op 19-04-2016 was het precies 130 jaar geleden dat de eerste openbare elektriciteitscentrale van...
Op 01-07-2016 was het exact 130 jaar geleden dat de elektrische straatverlichting in Nijmegen in...
Op zondag 5 mei 2013 was het precies 90 jaar geleden dat de radiotelegrafieverbinding tussen Nederland en...
Begin 2010 vond ik bij toeval de website "Dancinginbombshelters.com" en zag de beschrijving van een dagboek...
Wereldtentoonstelling Parijs 1900Van 15 april tot 19 november 1900 werd de Wereldtentoonstelling in...
De voorbije tijden en het prille begin, 1885..1916 Voor de beeldvorming over de technische...
Stichting Willem Smit Historie Nijmegen
Binnenvaart 15
6642 CT Beuningen (Gelderland)
E-mail: info@willemsmithistorie.nl
Mobiel: 06 19009274
KvK nummer: 58361855
ANBI erkend.