Contact gegevens:
Stichting Willem Smit Historie Nijmegen
Binnenvaart 15
6642 CT Beuningen (Gelderland)
E-mail: info@willemsmithistorie.nl
Mobiel: 06 19009274
KvK nummer: 58361855
ANBI erkend.
Op 19-04-2016 was het precies 130 jaar geleden dat de eerste openbare elektriciteitscentrale van Nederlands fabricaat van start ging ( de N.V. Electrische Verlichting Kinderdijk). De oprichter was Willem Benjamin Smit. Nadat Willem enkele jaren daarvoor (1881) een verlichtingsinstallatie had gebouwd voor de fabriek van Diepeveen, Lels en Smit, wilde de directeur ook elektriciteit in zijn eigen huis. Dit wekte grote belangstelling bij andere fabrikanten, want zij wilden ook hun olielampen vervangen door elektrisch licht. In 1884 werd Willem gevraagd om onderzoek te doen naar de mogelijkheden van een elektrische centrale in Kinderdijk.
De elektrische centrale Kinderdijk (1886). Bron: Brush Ridderkerk, Deze centrale bestaat niet meer. Ergens in de zestiger jaren van de vorige eeuw is het pand gesloopt.
Zo ontstond het idee om een elektrische centrale te bouwen die niet alleen aan fabrieken, maar ook aan particulieren stroom zou kunnen leveren. De begroting kwam uit op HFL 26000,- en het kapitaal werd verstrekt door Jan Smit V die we later tegen komen. Hij verstrekte een lening tegen 3.5 % rente en de eerste elektriciteitscentrale in Nederland, de "N.V. Electrische Verlichting Kinderdijk" was een feit.
Naar de elektrische centrale van Thomas Edison
In 1884 ging Willem met een door hem zelf (elektrisch) verlicht schip van de Holland-Amerika lijn naar de Verenigde Staten (New York) om daar de eerste elektrische centrale van Thomas Edison ( The Edison Electric lluminating Company) te kunnen aanschouwen die al in 1882 "het licht" zag. De ervaringen die hij daar opdeed paste hij toe bij de centrale in Kinderdijk.
Links: The Edison Electric lluminating Company, rechts: Thomas Edison (Bron: Wikipedia).
Deel van het logo van de eerste elektriciteitscentrale ter wereld. Bron: Wikepedia, Flickr.
Locatie
Men kiest een stuk terrein aan de waterkant, achter de kopergieterij van J & K Smit's scheepswerven te Kinderdijk, op de grens van de gemeenten Nieuw Lekkerland en Alblasserdam. De centrale komt dan ongeveer in het midden te staan van de aan te sluiten huizen en fabrieken. De ligging is ook praktisch - aan de waterkant - waardoor men zoet water voor de stoomketel en koelwater bij de hand heeft. Begin 1886 wordt begonnen met de bouw van de elektrische centrale in Kinderdijk.
Transformatorolie
1 Inleiding
Olie is een belangrijke vloeistof. We kennen de aardolie die gewonnen wordt op veel plaatsen in de wereld. We kennen ook de olie die gewonnen wordt uit planten, zoals zonnebloemen en noten. Wil je de olie met de juiste eigenschappen hebben, dan moet je de olie raffineren. In dit verhaaltje wil ik me beperken tot transformatorolie. Transformatorolie wordt gewonnen uit aardolie, het milieuaspect is dus een minpunt. Transformatorolie moet aan heel veel eisen voldoen en dat vereist een complex raffinageproces. Een overstap naar ander soort olie is dus niet zo simpel en vereist veel ontwikkelingswerk.
Sinds een aantal jaren is er ook transformatorolie op basis van planten zoals zonnebloemen. Het milieuaspect en de geringe brandbaarheid zijn grote pluspunten, de stroperigheid en de werking als smering zijn helaas minpunten. Het gebruik van deze “groene” olie bij nettransformatoren neemt snel toe en de grote transformatoren zullen in de toekomst zeker volgen. Transformator is ook te maken uit aardgas. Je kunt de aardgasmoleculen als een soort bouwsteen gebruiken om complexe moleculen te maken (synthetiseren noemen ze dat ). Deze olie is zuiverder dan de olie die geraffineerd is uit aardolie.
Je ziet: "Er zit meer in olie dan je denkt".
Smit deed in het verleden heel veel materiaalonderzoek. Het onderzoek varieerde van röntgenonderzoek van lassen voor Smit Weld, hittebestendigheid van metalen voor Smit Ovens, isolatielakken voor Smit Draad en olieonderzoek voor Smit Transformatoren. Smit moest veel meetmethodes en meetapparaten zelf ontwikkelen, net zoals veel andere bedrijven in Nederland. Die apparaten waren ook nodig voor kwaliteitscontroles tijdens het productieproces. Tegenwoordig zijn veel metingen gestandaardiseerd via internationale normen. Meetapparatuur is daardoor nu “gewoon” te koop.
2 Waarom zit er eigenlijk olie in een transformator?
De elektrische isolatiewaarde van olie is ca 20 keer hoger als die van lucht. Een isolator-ketting aan een 150 kV hoogspanningsmast heeft een lengte van 1,5 meter. Een 150 kV wikkeling onder olie behoeft maar een afstand van 0,07 meter. Je hebt dus een hoge isolatiewaarde nodig om de afmetingen van de transformator te beperken.
De kern en wikkelingen moeten gekoeld worden. Koeling met vloeistoffen gaat veel beter dan met lucht, dus nog een reden om voor olie te kiezen.
Maar elk voordeel heeft zijn nadeel. De olie moet aan veel eisen voldoen, zowel aan het begin van zijn leven als na 30 jaar. De olie moet goed blijven en mag chemisch niet veel veranderen. De olie mag dus niet veel verouderen. Dit alles stelt hoge eisen aan de olie zelf, maar ook aan de productieprocessen in de fabriek. Ik zal dat verderop in het verhaal toelichten.
Er zijn wel transformatoren met lucht als isolatie. Droge transformatoren werden ze genoemd. Ze zijn wat duurder dan de olie gevulde en hebben wat meer verliezen. Ze worden gemaakt tot een hoogste netspanning van 36 kV. Ze worden veel gebruikt waar men zeker geen olie wil hebben. Je moet dan denken aan de energievoorziening in wolkenkrabbers, grote hijskranen, aan boord van schepen maar ook in windmolens.
1 Inleiding
Je wilt weten of een product niet te duur is in het gebruik, of het wel tegen een stootje kan en hoe lang het eigenlijk wel mee gaat. Een transformator krijgt daarom een ook afnamekeuring, ook wel “Factory Acceptance Test” ( F.A.T. ) genoemd. Die F.A.T. bestaat uit een groot aantal proeven en elke proef omvat meerdere metingen. Je controleert dan of de transformator aan de internationale normen voldoet en aan de eisen van de klant. De aanname is dat deze transformator dan geschikt is voor 50 jaar “normaal” bedrijf, maar dat is geen 100% zekerheid.
Een aantal proeven is mede interessant vanuit historisch perspectief. Ter illustratie zal ik een vergelijking maken tussen de auto en een transformator. Dat doen we dan op drie punten.
Eerst iets algemeens over proeven doen. Iedereen kan een getal aflezen van een meetapparaat en dat opschrijven, maar je moet jezelf steeds kritische vragen stellen zoals: Wat betekent het, klopt het wel met mijn verwachting, zijn er verstoringen die de resultaten beïnvloeden, ben ik iets vergeten. Ja, meten is een VAK.
Meten is weten, maar weet wel wat je meet. Het is een wat filosofische opmerking, maar beproeven houdt in dat je altijd heel kritisch naar de resultaten moet kijken. Ter illustratie het volgende praktijk voorbeeld.
Hoe kan dat?? Het uitgangspunt van alle meters is dat de stroom mooi sinusvormig is, maar die is dat nu niet meer. De ene meet de topwaarde en deelt het getal door √2. De ander meet de gemiddelde waarde en vermenigvuldigt dat met 1,1. Weer een ander meet alleen het deel van de stroom wat groter is dan nul en vermenigvuldigt dat met 2. De stroomwet van Kirchhoff klopt nog steeds, dus helaas geen Nobelprijs.
Een beproeving van een transformator ( maar ook een auto ) moet zo goed mogelijk de werkelijkheid nabootsen, maar ook praktisch uitvoerbaar zijn. Dat klinkt simpel, maar is het niet.
Elk meetresultaat bevat een zekere mate van onzekerheid. Als je meetresultaten gaat extrapoleren, via natuurkundige wetten, worden de onzekerheden nog groter. Dit is het best te illustreren met 2 voorbeeldjes.
-
Je meet de doorslagspanning van papier na 10 minuten ( zeg 20,0 kV of is het 20,1 kV ) en na 100 minuten ( zeg 19,0 kV of is het 18,9 kV ). Is de doorslagspanning bij 30 jaar dan zeker 3,0 kV of toch maar 2,5 kV.
-
De weersvoorspelling is ook een vorm van extrapoleren. Hoe verder weg, hoe groter de onzekerheid.
Proeven kun je onderverdelen in drie categorieën, zowel bij een transformator als een auto. Je moet daarbij wel in het achterhoofd houden realiseren dat de auto een serieproduct is en de vermogenstransformator op klantenspecificatie gebouwd wordt.
Gevonden in het grote archief van Lincoln Smit Weld. Een aantal foto's vanaf 1932 tot 1946.
Kantoorpersoneel 1946 Smit Las
De Doperij Smit Elektrodenfabriek 1936
Expeditie Smit Elektrodenfabriek 1946
Periodieke mededelingen 1939 met handgeschreven tekst.
Banka en de energievoorziening.
In nummer 22 van “De Ingenieur” uit 1919 staat een artikel “Electriciteitsvoorziening van de tinmijnen op Banka” van ir. A. van der Ham. In deze zeer uitvoerige verhandeling wordt gewag gemaakt van een door Smit gebouwde 33 kV transformator. Een beroemde transformator omdat het de eerste van 33 kV voor Smit was en hiermee de opmaat vormde voor de eerste 50 kV transformatoren die zij mochten bouwen voor het “ultra hoogspanningsnet” van de provincie Gelderland. Wij wisten wel dat deze transformator ooit gebouwd is maar tot nu toe niet voor welke klant. Genoeg redenen om hier een artikel over te schrijven.
Banka-Billiton
De provincie Banka-Billiton bestaat uit de eilanden Banka (Bangka) en Billiton (Belitung), die ten oosten van Sumatra (Indonesië) liggen. De lengte bedraagt ongeveer 210 km en breedte 120 km. Sinds het begin van achttiende eeuw wordt hier tin gedolven. In 1722 sloot de VOC een overeenkomst met de sultan van Palembang die toen de heerser was van dit gebied en de VOC kreeg zo de monopolie op het tin van Banka. China had de meeste kennis van het delven van tin en zo werden door de sultan Chinezen naar Banka gehaald en al snel kwam de hele organisatie in Chinese handen.
Foto arbeiders in tinmijn Banka (1930) afkomstig van het Tropenmuseum, This file is licensed under the Creative Commons Attribution-Share Alike 3.0 Unported license.
Deel kaart van Nederlands Indië met daarop de locatie van de eilanden Banka en Billiton (bron de Ingenieur 1915)
Chinese mijnwerkers voeren grond af in tingroeve (mijn 3B) te Pangkalpinang te Banka (1920). Bron Rijksmuseum, Publiek domein fotograaf onbekend.
In 1819 kreeg de Nederlandse staat de tinmijnen in handen en in 1850 besloten twee Nederlandse barons om het nabij gelegen eiland Billiton te verkennen om te kijken of daar ook bodemschatten te vinden waren net als op Banka. Zij vonden tin en vervolgens werd in 1852 de concessie aan baron Van Tuyll verleend om tin te ontginnen in Billiton. Daarna werd de Billiton Maatschappij opgericht. De Billiton Maatschappij stopte in 1958 met de tinwinning in Indonesië, en is op dat moment onder andere actief in Suriname.
Ik ben in het bezit gekomen van een hele interessante postkaart van Willem Smit & Co uit Slikkerveer aan Conrad Conradty uit Nürnberg met datering 23 februari 1893. In de jaren 1880 tot 1900 is Willem Smit met zijn bedrijf hoofdzakelijk bezig met elektrische verlichting. Edison heeft net de gloeilamp uitgevonden maar de booglamp is nog steeds de meest gebruikte elektrische lamp uit die tijd.
Willem Smit leverde in 1893 al een compleet pakket voor elektrische verlichting aan fabrieken, Schepen, Gemeenten (straatverlichting), elektriciteitscentrales, werkplaatsen en tentoonstellingsruimtes. In een machinekamer werd een stoomdynamo (eigen ontwerp) aangesloten met bekabeling naar een schakelbord en de booglampen. Dit gaf prima verlichting. Groot nadeel waren de koolspitsen waarmee de booglamp werkte. Deze moesten vrijwel dagelijks vervangen worden door een machinist.
Links Willem Benjamin Smit, midden elektrische booglampen, rechts Conrad Conradty uit Nürnberg
Twee doosjes met ongeveer 25 koolstaafjes /koolspitsen t.b.v. een elektrische booglamp. Bron: Collectie Museon
1 Inleiding
Je kunt bij de doe-het-zelf winkel een eenvoudige multimeter kopen. ( zie fig 1 ) Je kunt dan spanningen, stromen en weerstanden meten en zoiets mag eigenlijk niet in je gereedschapskist ontbreken. Een luxere variant beschikt over een ampèretang. Je sluit de tang om de geleider en je kunt de stroom aflezen ( Fig 2 ). Je kunt dan heel eenvoudig spanning en stroom meten zonder steeds de spanning uit te schakelen om zo draadjes te moeten verplaatsen.
Multimeters hebben voldoende bereik en genoeg nauwkeurigheid voor eigen gebruik. De maximale stroom die je kunt meten is zo’n 10 Ampère en een maximale spanning zo’n 1000 Volt. Je ziet, wel voldoende voor thuis, maar veel te beperkt voor het elektriciteitsnet.
Je vraagt je natuurlijk af: Hoe doen ze dat dan daar??
2 Het meten van de spanning via de spanningstransformator
Je wilt weten hoe hoog de spanning is die op een doorvoering staat. Die spanning kun je niet zomaar met een draadje aansluiten op een Voltmeter. Je moet de hoge spanning eerst transformeren naar een lage en veilige waarde. Dat doe je dus met een spannings(meet)transformator. Die moet nauwkeurig zijn tussen ca 80% en 120% van de nominale spanning. Hogere en lagere wisselspanningen komen toch niet voor bij normale bedrijfsomstandigheden in installaties. Je wilt de spanning weten om het te kunnen regelen in het net, maar ook om te bepalen wat het vermogen is dat door de transformator omgezet wordt. In het hoogspanningslaboratorium bij Smit is wel een heel grote nauwkeurigheid vereist over een veel groter gebied. Voor de diepere theorie en normen verwijzen we naar Wikipedia: Spanningstransformator - Wikipedia
Het is verder een “normale” transformator, alleen de stroom door de wikkelingen is heel klein. Deze transformator wordt nauwelijks belast en staat eigenlijk in nullast. De primaire ( zeg maar hoogspanning ) wikkeling heeft heel veel windingen van heel dunne draad. De spanning over de wikkeling stelt hoge eisen aan de isolatie in de wikkeling zelf. De spanningsmeettransformator is daarom ook gevuld met olie ( zie fig 3 t/m fig 5).
Zie ook : Stroom-transformator (1940 - 1950) (willemsmithistorie.nl)
De eerste spanningstransformatoren werden gewikkeld met katoen omsponnen koperdraad. Er is hierover helaas geen informatie meer te vinden. In een later stadium werd gelakt koperdraad gebruikt en papier als extra isolatie waar nodig. Als de olie warm wordt, dan zet die uit. Er kan dan in hoge druk ontstaan in het kastje. Je kunt de expansie van de olie opvangen in een conservator ( zie fig 5 ) . Dit is te vergelijken met het expansievat in de centrale verwarming. Een conservator kost geld en vraagt onderhoud. Een constructie zonder conservator is te prefereren.
1. Het meten van de elektrische verliezen van een transformator.
Hoe kun je iets nauwkeurig meten. Als voorbeeldje gaan we bepalen hoeveel bier er in een bierpul zit.
Als je in een café alleen het bier hoeft te betalen en niet het schuim, dan zal er anders getapt gaan worden. In het rechter glas hoef je niet veel te betalen, maar aan de bar moeten ze wel hetzelfde doen als bij het linker glas. Het glas spoelen, tappen, serveren en afrekenen. Dit is maar een simpel voorbeeldje, maar dat moeten we vertalen naar de elektrische energietechniek. Het bier noemen we het actief vermogen en daarvoor moet je betalen. Het schuim noemen we het blind vermogen en daar hoef je niet voor te betalen. De energieleverancier stelt dus eisen aan jouw installatie, die mag niet teveel blindvermogen vragen.
Als je een wisselspanning op een spoel ( dan wel transformator ) zet, dan gaat er een stroom lopen. Er wordt dan vermogen aan de spoel geleverd. Dat bestaat uit een klein beetje actief vermogen (dat komt door de verliezen ) en heel veel inductief blindvermogen (dat komt door het magnetische veld ). Het meten van de verliezen wordt dan net als het meten van de hoeveelheid bier in het rechter glas.
De verliezen van een transformator bestaat uit twee delen. Het nullast (of ijzer) verlies ( zie hfdst. 2 ) wat voor het grootste deel in de kern zit. Het kortsluit ( of koper) verlies ( zie hfdst 3 ) zit voor een groot deel in het koper van de wikkelingen, maar ook in allerlei metalen constructiedelen zoals kern, kast en aandrukconstructie.
Als je verliezen wilt garanderen, dan moeten ze ook te meten zijn. Je wilt weten of de garantie overeenkomt met de werkelijkheid. In 1930 was al discussie over de indeling van de verliezen. ( Zie periodieke mededelingen No 30 “Indeelen en garandeeren der verliezen in Transformatoren” ). Er is toen afgesproken om te verwijzen naar de meetmethodes van de verliezen. We spreken over “nullastverlies” en “kortsluitverlies”. Het nullastverlies zit grotendeels in de ijzeren kern ( maar je spreekt niet over “ijzerverlies” ) en het kortsluitverlies zit voor een groot deel in het koper van de wikkelingen ( maar je spreekt niet over “koperverlies” ).
Zie ook: De verliezen van de transformator (willemsmithistorie.nl)
Men neemt nu aan dat deze twee verliezen onafhankelijk van elkaar zijn en dus apart gemeten kunnen worden. We tellen ze gewoon bij elkaar op om het totale verlies te krijgen. Metingen aan “kleine” transformatoren hebben aangetoond dat deze aanname redelijk goed is. Een meting van beide verliezen tegelijk is niet zo eenvoudig en vereist bovendien een meetopstelling met 2 identieke transformatoren ( zie paragraaf 4 ). Het kortsluitverlies is temperatuurafhankelijk. Je meet dus de omgevingstemperatuur en het kortsluitverlies bij die omgevingstemperatuur, die in de winter uiteraard anders is dan in de zomer. Je moet dus een referentie temperatuur afspreken om verliezen onderling te kunnen vergelijken. Smit was voorstander van een referentietemperatuur van 15 oC. Die ligt het dichtst bij de temperatuur die je normaal al hebt tijdens de meting. De referentie-temperatuur van 75 oC is internationaal afgesproken, dit is de temperatuur van de transformator bij nominaal bedrijf.
Henk van Vuuren stuurde mij een verhaal en unieke foto's van zijn vader Pieter van Vuuren die vroeger over de hele wereld installaties en reparaties verrichtte voor klanten van Smit Slikkerveer. Hij werkte 43 jaar bij Smit Slikkerveer (1914 tot 1957).
Pieter van Vuuren werd geboren in Nieuw Beijerland op 21 maart 1891. Na de lagere school werkte hij nog 2 jaar als paarden hoefsmit. Daarna monsterde hij aan bij verschillende rederijen en maakte enkele korte zee-reizen naar Frankrijk en Duitsland hetgeen toen der tijd al hele ondernemingen waren. Hij werd machinist op de schepen van de Batavier lijn die hoofdzakelijk tussen Hoek van Holland en Engeland heen en weer voeren.
Op 28 december 1914 ging Pieter, op aanraden van zijn jongere broer Jan, werken bij de firma Smit Slikkerveer. Zijn aangeboren nauwgezetheid en betrouwbaarheid maakte al gauw duidelijk dat hij in aanmerking genomen kon worden om “op karwei” te gaan.
Dit op karwei-gaan betekende, het in werking stellen van nieuwe installaties en in sommige gevallen repareren, van elektrische installaties bij de klanten van Smit Slikkerveer.
De tijd dat mijn vader veel op karwei buiten Nederland ging was grotendeels na 1918 en gedurende de tijd van voor het uitbreken van de WO II. Gedurende de oorlog ging hij ook nog wel eens weg maar dan bleef hij in Nederland. Ik herinner mij dat hij na de oorlog nog wel eens is gevraagd om naar Egypte te gaan maar daar had hij na rijp beraad toch niet zoveel zin in.
Pieter van Vuuren bij dynamo's van Smit Slikkerveer in de machinehal van suikerfabriek Pernambuco .
In april 2015 kreeg ik een e-mail van Rochmat Selemat uit Indonesië. Hij had onze website ontdekt en zijn interesse ging uit naar het industrieel erfgoed in Indonesië waar de Nederlandse industrie nog steeds het beeld bepaald bij de elektriciteitscentrales op Java en Balie. Rochmat heeft al meer dan 25 jaar gewerkt bij verschillende grote waterkrachtcentrales in Indonesë. Hij maakte een aantal foto's van de centrales zoals deze vandaag de dag nog steeds in werking zijn. De machines die we hieronder in beeld zien zijn allemaal geleverd begin jaren twintig van de vorige eeuw door de Nederlandse industrie o.a. door Smit Slikkerveer, Stork en Heemaf. Je krijgt dus een kijkje in de elektrische centrales waar het lijkt of de tijd heeft stil gestaan. De gebouwen en machines zijn allemaal fantastisch onderhouden en worden in de toekomst hopelijk musea.
PH Dago met een generator van Smit Slikkerveer zoals deze er anno 2015 uitziet.
Prachtige foto van Waterkrachtcentrale DAGO 1920-1925 (bron: collectie Tropenmuseum).
Waterkracht centrale PH Dago
Lees meer: Waterkracht centrales - Industrieel erfgoed Java en Bali (Rochmat Selamat)
Schrijf reactie (1 Reacties)Johan Biesbroek stuurde mij een kort verhaal over zijn vader Gijsbert Biesbroek, die 49 dienstjaren werkte bij Smit Slikkerveer op de tekenkamer. Wie haalt dat in deze tijd nog !
Enkele jaren geleden vertelde zijn vader hem dat hij de bekende "electrobonnen / noodgeld" in oorlogstijd in de tekenkamer van Smit Slikkerveer heeft ontworpen ter vervanging van het echte geld.
De bezetting door de Duitsers in de Tweede wereldoorlog had geleid tot geldschaarste. De centrale overheid gaf daarom, op 11 mei 1940 toestemming voor de uitgifte van noodgeld. Op 17 mei werd deze machtiging weer ingetrokken. Toch gaven meer dan 130 gemeenten en een drietal provincies in deze korte periode hun eigen geld uit. Er waren ook bedrijven die dit noodgeld uitgaven, zo ook Smit Slikkerveer.
Noodgeld/electrobon (1940).
Hieronder een korte levensloop van Gijsbert Biesbroek.
Gijsbert Biesbroek (geboren 18 april 1910 te Ridderkerk (Rijsoord) - overleden 5 oktober 1995 te Zwijndrecht.
Na het behalen van zijn Mulo diploma (Dr. Kuyperschool) in 1926 trad hij in dienst bij Smit Slikkerveer . Waarschijnlijk heeft hij eerst nog enige andere werkzaamheden gedaan, maar hij kwam al snel tereht op de tekenkamer als 'electrotechnisch' tekenaar en hij bleef daar tot aan zijn pensionering in 1975. Hij is aan het einde van zijn loopbaan nog enkele jaren waarnemend chef van de tekenkamer geweest. Hij heeft naar ons aangegeven geen ambitie te hebben gehad om ook nog eens chef te worden, hij vond het wel goed zo.
In de aantekeningen van zijn vader vond hij nog het volgende verhaal:
Op 1 Maart 1926 kwam ik op de tekenkamer van Electro-Willem Smit te Slikkerveer als jongste bediende, waardoor ik al gauw het gehele kantoor en bedrijf leerde kennen.In deze begin tijd leerde ik ook mijn toekomstige vrouw Geertrui Weygertze (23-12-1907) kennen, die ook op dezelfde dag was aangenomen op de afdeling administratie. Op de tekenkamer van Willem Smit (tegenwoordig heet de zaak ''Holec'') ben ik in de loop der jaren opgeklommen van een aankomend tekenaar tot tweede chef tekenkamer, afdeling. Machinebouw. 49 jaar heb ik mogen werken in goede gezondheid en met plezier tot ik in 1975 op 65 jarige leeftijd met pensioen ben gegaan. Tot slot nog enkele technische gegevens van de tekenkamer: toen ik begon te werken, maakten ze op de fabriek veel verschillende electro motoren en generatoren, klein vermogen en groot vermogen. De grootste generatoren leverden 50.000 kw/h per unit. In 1975 leverde 1 unit 500.000 kw/h , dus wel 10 keer zoveel, dank zij allerlei verbeteringen en nieuwe vindingen. Het omwentelingenstal van de rotor was 3000 omwentelingen/min. Vroeger hadden we tekenborden van 1 m x 1,5 m om mee te werken, thans hebben ze deze allen vervangen door computers. De tijden veranderen en wij met hen.
Gijsbert Biesbroek.
Schrijf reactie (0 Reacties)In januari 1886 kreeg Willem Smit de opdracht om 25 booglampen te leveren voor de elektrische verlichting van Amsterdam CS. Tijdens de bouw van het station in januari 1888 zorgde hij voor elektrische verlichting voor de bouwvakkers die ook in de nacht door moesten werken om het treinstation op tijd klaar te krijgen. Willem Smit had ervaring opgedaan met de aansluiting van de elektrische straatverlichting bij de Waalkade in Nijmegen in 1886 en net daarvoor de eerste elektrisch centrale in Nederland (Kinderdijk).
Hij werkte weer volgens het gebruikelijke concept. Hij kocht Swan boog- en gloeilampen bij een Belgische leverancier en fabriceerde zelf enkele dynamo's (generatoren) voor de voeding van de elektrische verlichting met aansluiting op een schakelbord (ook eigen fabricaat). De elektriciteitskabels werden gekocht in Engeland of Duitsland en in ringvorm aangelegd. Een machinist/stoker zat meestal bij de prijs inbegrepen. Hij zorgde ervoor dat de lampen bleven branden en dat zijn kennis werd overgedragen aan leerling machinisten uit Amsterdam, want de koolspitsen moesten dagelijks worden vervangen en de machines moesten blijven draaien anders ging het licht vanzelf uit.
Per lumen was de boog lamp aanzienlijk minder milieu belastend dan de gaslantaarn. De booglamp verbruikte per lumen vier maal minder energie dan de na 1882 zo in zwang geraakte gloeilampen.
In 1888 is de bouw van Amsterdam CS in volle gang. In de avond heeft Willem Smit de bouwvakkers voorzien van elektrische verlichting.
De verlichting van Amsterdam CS was ook weer een knap staaltje pionierswerk van Willem Smit uit een tijd dat alles nog uitgevonden moest worden en verlichting met 1 druk op de knop zoals wij dit nu kennen zeker niet vanzelf sprekend was.
Mooie plaat van Amsterdam CS uit 1900 met daarop links en rechts 2 booglampen voorzien van een touwtje, wellicht om ze omlaag te kunnen halen wanneer de koolspitsen vervangen moesten worden (dit gebeurde dagelijks).
Schrijf reactie (0 Reacties)In een eerder artikel over Smit Las hebben we gezien dat het wereldberoemde logo van Smit Las was ontworpen door een industrieel ontwerper/kunstenaar Jan Wijga. Wat wij echter niet wisten wie er model gestaan heeft voor dit logo. Dit blijkt een oud medewerker van Smit Las te zijn, dhr. Vogel. Een uitgebreide beschrijving van de historie van het "Smit "mannetje vind je hieronder in een artikel wat ik vond in een oude Post uit 1969.
Schrijf reactie (0 Reacties) Lees meer...
Onderstaande foto kreeg ik van Wouter de Wijn. Zijn vader Jan de Wijn werkte van 1947 - 1964 bij Smit Transformatoren en was daar technisch tekenaar.
Het is voor 100% zeker een stroomtrafo, door Smit in eigen huis ontwikkeld én vervaardigd. Dit wordt behalve door de vorm ook bevestigd door de letter K. De achterzijde zal dan gekenmerkt zijn met de letter L. De aansluitklemmen van de secundaire winding in het aansluitkastje hebben dan de (kleine) letters k en l. Hiermee wordt de relatie van polariteit tussen de primaire geleider K en L en de secundaire zijde k en l aangegeven. Belangrijk wanneer de stroomtransformatoren t.b.v beveiligingen of voor metingen worden gebruikt.
Schrijf reactie (0 Reacties) Lees meer...Op 19-04-2016 was het precies 130 jaar geleden dat de eerste openbare elektriciteitscentrale van...
Op 01-07-2016 was het exact 130 jaar geleden dat de elektrische straatverlichting in Nijmegen in...
Op zondag 5 mei 2013 was het precies 90 jaar geleden dat de radiotelegrafieverbinding tussen Nederland en...
Begin 2010 vond ik bij toeval de website "Dancinginbombshelters.com" en zag de beschrijving van een dagboek...
Wereldtentoonstelling Parijs 1900Van 15 april tot 19 november 1900 werd de Wereldtentoonstelling in...
De voorbije tijden en het prille begin, 1885..1916 Voor de beeldvorming over de technische...
Stichting Willem Smit Historie Nijmegen
Binnenvaart 15
6642 CT Beuningen (Gelderland)
E-mail: info@willemsmithistorie.nl
Mobiel: 06 19009274
KvK nummer: 58361855
ANBI erkend.