Een illustratieve foto van een op het fabrieksterrein van Smit Transformatoren "spoortransport gereed" gemaakte transformator, voorzien van een duidelijke tekst. Het transportgewicht van de transformator was 90.000 kg. (in de tekst is een nul weggevallen). Het transport per spoor had het voordeel dat er grotere gewichten vervoerd konden worden dan bij wegtransport. Bij transport over water waren nog grotere gewichten mogelijk. Voor bestemmingen die niet over het water bereikbaar waren, was spoortransport voor grotere transformatoren een uitkomst. Smit Transformatoren had voor dit doel een eigen aansluiting op het spoor en beschikte over een zgn. "kuilwagen" naar eigen ontwerp.
Bron: Gelderlander 20-05-1952.
De voorste en de achterste wielstellen van de kuilwagen werden met balken aan elkaar verbonden, de transformator hing tussen deze balken, de bodem van de transformatorkast rustte dus niet op een laadvlak zoals bij een vrachtwagen. Het nadeel van deze transport methode was dat het ontwerp van de transformator aangepast moest worden aan het spoorprofiel, dat is de ruimte die men heeft tussen en naast de rails.
Bij een geëlektrificeerd spoor hangen de rijdraden op een bepaalde afstand boven de rails, dit is de maximale hoogte voor een transport. De rijdraden hangen aan traversen die afgesteund zijn door masten. De breedte tussen deze masten is de maximale breedte voor een transport. Bij smalle doorgangen, bruggen en tunnels bijvoorbeeld is de breedte vaak beperkt. Het ontwerp moest dus aangepast worden aan het spoorprofiel. Dit kan behoorlijk ingrijpend zijn, bijvoorbeeld de toepassing van een vijfpoots kern i.p.v. een driepoots kern om hoogte te besparen.
Het transport per spoor, populair in landen met weinig waterwegen, werd in Duitsland mogelijk gemaakt door de toepassing van z.g.n. "Wander-Transformatoren". In plaats van de transformator tussen balken in een kuilwagen te hangen, vormden deze balken een integraal onderdeel van de transformatorkast. Aan weerszijde van de transformator waren bevestigingspunten voor de wielstellen. De transformator was hierbij een zelfdragende constructie. Smit Transformatoren heeft dit type ook voor de export naar Duitsland gemaakt.
De wat omslachtig aandoende transportroute heeft niet alleen te maken met de maximale belastbaarheid van trajecten en bruggen maar vooral ook met het voorkomen van vertragingen van het normale personen- en goederenverkeer. Er moest langzaam gereden worden en het remmen moest uiterst subtiel geschieden om kern en wikkelingen niet te hoge versnellingskrachten bloot te stellen. Stoppen tegen stootbuffers bij het rangeren bijv. kon ontoelaatbare versnellingskrachten te weeg brengen. De kuilwagen kon dus niet zondermeer aan een trein voor normaal goederen transport gekoppeld worden. Later werden, m.n. door export naar aardbevingsgevoelige gebieden in de USA. "aardbevingsvaste"kern en wikkelingsconstructies ontworpen. Deze uitvoering maakte minder subtiel spoortransport mogelijk.
Erik de Vries.
De eerste order die de oude fabriek (Smit Slikkerveer) kreeg voor een transformator als losse component was naar mijn weten in 1900. Rosskopf heeft een paar keer de uitdrukking oude en nieuwe fabriek gebruikt. Hetgeen er op duidt, zoals we reeds weten, dat er in Slikkerveer ook al behoorlijke aantallen gemaakt zijn.
Hier nog een zinsnede uit mijn verhaal over een beproevingsprotocol.
De beproefde transformator heeft het nummer 739. Het is dus waarschijnlijk dat dit de 739-ste is die in Slikkeveer is gemaakt.
Indien men bedenkt dat de eerste medio 1900 werd gemaakt, zou de productie in Slikkerveer dus gemiddeld 58 stuks per jaar hebben bedragen. Afhankelijk van het type transformator zal de levertijd c.a. 5 maanden geweest zijn. Deze transformatoren zijn dus geheel in Slikkerveer geproduceerd.

Bron: Leeuwarder Courant 09-08-1912
Het is niet één van de eerste orders voor transformatoren. Bij een gemiddelde order omvang van 10 stuks en een verdeling van 50 % losse componenten en 50 % voor turn key projecten, zou dit de {(12 x 58) x 50 %} / 10 = 35-ste order moeten zijn. Dit is natuurlijk een verschrikkelijk grove benadering maar de afwijking zal kleiner zijn dan 200 %, dus dan nog mag hier niet gesproken worden over één van de eersten.
Waarschijnlijk gaat deze opdracht om een turn key levering die in twee moten is opgehakt, de distributie voor HEEMAF en de opwekking voor Smit. Dan blijft de vraag wie het de verdeling van de middenspanning kreeg. Het ging duidelijk om een nieuw net, m.a.w. met deze opdracht werd Menaldumadeel ge-electrificeerd. Men stelt ook een electrotechnicus aan dus maakt waarschijnlijk geen gebruik van het nog in ontwikkeling zijnde provinciale net ( het latere PEB Friesland) en kiest voor een zgn. eiland-bedrijf.
We mogen niet uitsluiten dat de journalist niet terzake deskundig was en ipv. generatoren, transformatoren heeft geschreven, dit kwam wel vaker voor.
Dan zou Smit dus een centrale voor de opwekking geleverd hebben en HEEMAF zou de verdeling tussen de centrale en eindverbruiker realiseren. De opwekking en distributie zou daarbij op 110 V. niveau hebben kunnen plaatsvinden. In dit scenario zijn geen transformatoren voorzien. Ik beschik wel over literatuur van de electrificatie in Groningen en Drenthe maar van Friesland kan ik weinig achterhalen. Wellicht dat iemand meer weet over de electrificatie in Friesland.
Erik de Vries